woensdag 26 juli 2017

19. STAF TAFFETAF COESTAERT

  








STAF TAFFETAF COESTAERT



Originele script voor

6 afleveringen van een dramatische

Tv-serie

Geschreven door

Jules De Cort

























FADE-IN

INT.                 GELAGZAAL CAFE STATIE         DAG

De gewone VERBRUIKERS staan aan de toog of zitten aan hun tafel. Het geluid van een trein die weer vertrekt. Kort daarna komt een MAN binnen. Hij moet in de vijftig zijn en draagt twee reiskoffers.

WAARDIN GABRIELLA
Wij kopen niks, wij hebben onze vaste
leurder.

MAN
Zijn de mensen hier altijd zo vriendelijk.
Dat was vroeger anders.

KOZZE
Wat weet jij van vroeger. Dat moet heel
lang geleden geweest zijn.

MAN
Ik ben van hier, ik ken hier nog veel
mensen, zoals Georges Casteels en Miel
Klabots.

GERMAIN
Georges moet de broer zijn van Bob, die
woont al zijn leven lang in Brussel en
Miel is op zee gebleven. In de oorlog.

MAN
Daar had ik halvelings iets van gehoord.
Ik heb Miel goed gekend, wij waren
kameraden. Ik ben Gustaaf Coestaert en
ben ook al lang uit Hellebeek weg. Ik heb
overal gezeten.

KOZZE
Die naam zegt mij iets. Jij bent naar
Brussel getrokken.

GUSTAAF
Ik heb daar mijn weg proberen te maken
zoals Georges en dan ben ik beginnen
zwerven. Hoe is het met de weduwe van
Miel.

GABRIELLA
Als je tegen het wachten kunt, die
komt hier bijna elke avond een glas
drinken. Ze is nog te jong om alleen
te blijven.

GERMAIN
Ze is niet alleen. Ze heeft twee kinderen
en haar moeder en broer wonen bij in.
Maar ze drinkt wel twee, drie en meer
pinten. Als wij betalen.

GUSTAAF
Straks spring ik misschien even binnen.
Weet iemand waar mijn moeder woont.

GABRIELLA
Hoe heet ze.

GUSTAAF
Victorine van den Dikke, zo heette ze
vroeger. Mijn vader is al lang dood.

KOZZE
Dat mens is niet meer zo jong. Je zou
haar beter met rust laten.

GUSTAAF
Ze zal blij zijn als ze mij ziet, na
al die jaren.

GABRIELLA
Zo staat het in de gedichtjes.

GERMAIN
We weten dat je veel leest, Gabriella.

KOZZE
Boekjes.

GUSTAAF
(neemt zijn reisgoed op) Ik ben er mee
weg. Tot straks misschien.

KOZZE
Van een avonturier gesproken.

GERMAIN
Hij ziet er meer uit als een arme
luis.

FADE-OUT

FADE-IN

FLASHBACK

INT.                 CAFE STATIE               DAG

Gustaaf, MIEL KLABOTS en ZJORS CASTEELS zijn nog jong en zijn getrouwd. Ze staan aan de toog in café Statie. De waardin achter de toog is nog OCTAVIE. Haar dochtertje GABRIELLA is nog een klein kind. Op de arm van moeder leert ze de namen kennen van de mannen.

GUSTAAF
Ik blijf hier niet wonen. Als ik een gat
zie ben ik weg.

ZJORS
Jij hebt Magda en een kind, wat als die
niet scheutig zijn om mee te vertrekken.

GUSTAAF
Jij bent hier ook niet gebleven. Jij
woont in Brussel.

MIEL
Het is hier in Hellebeek zo slecht nog
niet. Ik woon hier graag.

GUSTAAF
Jij zult het wel zeggen, jij hebt de
wereld gezien.

MIEL
En er niet rijk van geworden.

ZJORS
Staf, wij zijn nog samen opgetrokken om
werk te zoeken in Brussel. Ik in je nek
en dan jij in mijn nek. Met jou in mijn
nek heb ik werk gevonden waar ik nu nog
ben en nog goed ben ook. Met goede
vooruitzichten Ik woon feitelijk al
in Brussel. Ik heb het daar naar
mijn zin.

MIEL
Ik heb het varen opgegeven en heb
werk gevonden aan wal, als conciërge,
samen met Mit, bij rijke joden. Het
vraagt onderdanigheid maar dat was
ook zo aan boord. Ik zit in mijn vak
van kok. Mit en ik zijn samen de
meeste tijd in Brussel, de kinderen
blijven bij Vika.

STAF
En mij raad je af van te vertrekken.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.              CAFE STATIE               DAG

Miel en Zjors staan aan de toog.

ZJORS
Staf heeft zijn vrouw Magda en de
kleine laten zitten zogezegd omdat
ze niet mee wou naar Brussel en is
er uitgetrokken met Laura, de bazin
van de Witte Molen. Hij heeft werk
gevonden in Brussel en Magda wou
dus niet mee. Maar ik geloof het
niet, hij wilde van Magda af.

MIEL
Wat is dat voor een dorp dat zijn
eigen mensen niet hier kan houden.
Van als ik hier ben komen wonen heb
ik Staf gekend. Mijn oudste Charles
kon Gustaaf niet zeggen en noemde
hem Taffetaf. Thuis zeggen we nog
altijd Taffetaf.

FADE-OUT

FADE-IN
INT.          MAGAZIJN VAN IJZERWAREN       DAG

STAF
(verpakt een partij schroeven en bouten en
loopt er mee naar de winkel)

LAURA
(achter de toonbank staat LAURA, de caissière)
Ik kan gerant worden van de winkel. Maar
hoe moet dat dan met jou. Als magazijnman
word je mijn ondergeschikte. Neem een
halve dag en ga op zoek naar wat anders.
En doe eens een inspanning, probeer
vooruit te komen zoals ik.

STAF
Kom ik in bed niet genoeg vooruit. Ben
je voor mij bestaan. Het gaat toch goed
tussen ons.

LAURA
Dat is nu anders geworden.

STAF
Ik zal dan maar gehoorzamen, chef.
(loopt naar het magazijn, doet zijn
werkkledij uit...)

FADE-OUT

FADE-IN

INT.              CAFE IN BRUSSEL             DAG

GUSTAAF
(zit alleen aan tafel bij een glas bier)
(V.O.) Ik heb het verknald. Ik heb nooit
wat gedaan in het huishouden. Dat zal ze
niet blijven verdragen, ze heeft zich
met mij wat anders voorgesteld.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.                APPARTEMENT        AVOND

STAF
(komt binnen. roept) Laura, Laura, is het
eten gereed. Ik heb nog niets gevonden.
(op de tafel ligt een briefje. hij leest)
Staf, ik kan bij u niet blijven. Ik had
het mij anders voorgesteld, zeker niet
dat ik mee zou moeten blijven werken om
het wat beter te hebben. Ik heb kennis
gemaakt met een jongere man die geheel
vrij is en geen vrouw en kind heeft
achter gelaten, want dat ben ik te
weten gekomen. Je kunt blijven wonen
als je zelf de huur betaalt. Veel
geluk. Laura. (legt het briefje neer.
kijkt om zich heen) (V.O.) Hier blijf ik
niet wonen. Ik zou terug naar mijn
moeder kunnen gaan, of naar Magda.
Twee wijven die alleen maar baas willen
spelen over mij. Ik trek de wereld in,
zonder nog naar iemand om te zien. Ik
heb handen aan mijn lijf, ik ben mijn
kost waard en ik wil voor niemand
meer instaan.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.              KERMIS       DAG

STAF
(staat met een goochelaarstafeltje met
een matje waarop de symbolen van 'anker
en zon'. hij rammelt met de dobbelstenen
in een beker om volk te lokken. een
paar nieuwsgierigen staan toe te zien
maar niemand maakt aanstalten om geld te
leggen op een symbool op het groene
matje) Hier het aloude spel van anker
en zon. Mensen hier is geld te
verdienen. Wie niet riskeert kan
niet winnen.
 
FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                KERMIS           DAG

STAF
(plooit zijn tafeltje op)

VOORBIJGANGER
Veel verdiend.

STAF
Mijn broek gescheurd. De mensen kennen
dit spel niet meer. En die toch
speelden hadden het geluk aan hun kant
en hebben mijn bank doen springen.

VOORBIJGANGER
Veel verdienen met zo weinig mogelijk
te werken, dat willen we allemaal.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                KERMIS            DAG

STAF
(staat in een kraam van golfplaten dat
hij duidelijk zelf in elkaar heeft
getimmerd. op een plank tegen de achterwand
staan drie piramides van op elkaar
gestapelde lege conservenblikken die tegen
een inzet door de spelers met tennisballen
omver gegooid moeten worden. de te winnen
prijzen zijn grote poppen en gipsen
posturen. een groepje jonge mannen met
hun meisje komen gooien en de meisjes
nemen in elke arm een pop of een postuur
mee. Staf kijkt ze na)(V.O.) Dit was geen
goed gedacht. Gelukkig heb ik niet te
veel geïnvesteerd.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                  KERMIS            DAG

STAF
(staat op de kermis in een vrij degelijk
gemaakte ronde tent, een dak eigenlijk.
rondom staan genummerde hokjes, in het
midden zit een cavia onder een blikken
klok. Staf verkoopt nummers of lotjes
aan de kijklustigen.  de klok wordt
opgelicht en de cavia moet in een
genummerd hokje wegduiken. hij verkoopt
maar weinig nummers.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                   KERMIS            AVOND

STAF
(de kermis is verlaten. Staf staat in zijn
tent en telt zijn geld) (V.O.) Nauwelijks
genoeg om eten te kopen voor mijn
diertjes.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                 BIETENVELD           DAG

STAF
(staat in een rij landarbeiders te werken
op de akker van suikerbieten. het loof
afsnijden en de bieten op een hoop gooien)

ARBEIDER
Dit kan goed het laatste seizoen zijn
dat we moeten komen. Met een bietenrooier
is alles op een dag of twee gedaan door
een enkele man op de machine.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                  WIJNGAARD           DAG

STAF
(staat tegen de achtergrond van een kasteel
druiven te plukken met andere plukkers)

PLUKKER
Ik hoor dat jij ook uit België komt. Ik
zie dat je eerder niet in de wijnoogst
hebt gewerkt.

STAF
Ik leer het wel. Maar dit werk zullen
ze niet gemakkelijk met machines
kunnen doen zoals de bieten.

PLUKKER
Dat weet je nooit. Maar de echte, grote
wijnen zullen wel altijd door
mensenhanden worden geplukt, door
ervaren vendangeurs.

STAF
Het blijft natuurlijk seizoenswerk. Wat
doe je daarna.

PLUKKER
Ik blijf nog een tijd hier. Ik werk ook
aan de persen en het vullen van de
vaten. Maar in Normandië kun je aan
de slag als de alambieks bij de
appeltelers de appelwijn komen
afstoken en er Calvados van maken.

STAF
Bedankt voor de tip.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                ERF VAN BOERDERIJ          DAG

Een distilleertoestel op wielen staat op een boerenerf. Een paar mannen en vrouwen lopen er omheen.

STAF
(rolt vaten naar het toestel, gooit
houtblokken op het vuur onder de kolf,
droogt zich het zweet af))

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.       BESTELWAGEN MET LADDERS OP HET DAK    DAG

Staf en de CHAUFFEUR stappen uit. Staf helpt de ladders
van het dak te halen. Aan een raam op de begane grond toont de chauffeur hoe hij een raam moet wassen. Dan trekt hij de ladder op naar de tweede verdieping, stopt Staf emmer, spons
en zeem in zijn handen en wijst naar boven. Staf beklimt de ladder tot halverwege, kijkt naar beneden, schrikt en komt
de ladder terug af.

CHAUFFEUR
Wel?

STAF
Ik ga niet naar boven, ik riskeer mijn
vel niet.

FADE-OUT

FADE-IN

Hij stond op straat, had zijn geld verbrast en weinig overgehouden voor latere zorg. Hij huurde een kamer en hield nog nauwelijks geld voor een glas bier en een maaltijd over, laat staan een kostuum anders dan van de uitdragerij.


EXT.                   VRACHTAUTO          DAG

Staf zit naast de CHAUFFEUR in de cabine van een vrachtauto.

STAF
Is dat moeilijk, met een vrachtwagen
rijden.

CHAUFFEUR
Heb jij nog nooit een vrachtauto
bestuurd op je ouderdom.

STAF
Zo oud ben ik nu ook weer niet en men
is nooit te oud om te leren.

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                 GROTE HANGAR         DAG

Een zware vrachtauto rijdt binnen. Staf stapt uit de stuurcabine. Gaat naar het kantoortje zijn documenten afgeven. Zegt goedenavond en vertrekt op zijn fiets.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.               KEUKEN         AVOND

Staf zit aan de keukentafel een boterham te eten. Kijkt mistroostig naar buiten waar niets te zien is dan een blinde muur en een lege straat.

STAF
(V.O.) Ik blijf hier niet wonen. Ik verga
van de eenzaamheid, straks hang ik hier
nog spinnenwebben. Ik trek terug naar
Hellebeek, bij mijn moeder kan het niet
erger zijn.

De oplossing na al die jaren was terug te keren naar zijn moeder te Hellebeek, een oude weduwe die het niet kon aanzien dat haar enige zoon een buitenslaper zou worden. Maar zodra hij onderdak was behandelde hij zijn moeder als alleen een ploert dat zou doen. Hij verweet haar dat ze niet kon koken naar zijn zin, dat ze daar te gierig voor was, dat ze haar pensioentje voor zich zelf hield en hem geen zakgeld gaf zoals veel vroeger, van die dingen en hij was dus op zoek naar een ander onderkomen, een weef in gezelschapsnood met een goed pensioen en wat geld in de koffer zou hem goed uitkomen. Daar boven op liefst een dame in seksnood want hij dacht van zichzelf dat hij van het grove geschut was, maar zo zijn er veel.





FADE-OUT

FADE-IN

INT.               GELAGZAAL          DAG

STAF
(bij een glas bier)(V.O.) Gemakkelijk
gezegd ander werk zoeken. Ik kan niets
anders dan met mijn handen werken. Ik
ben geen metselaar, geen stukadoor,
geen metaalbewerker. Op het land zou
ik kunnen werken, maar hier is geen
land.

FADE-OUT

FADE-IN


INT.            GELAGZAAL DE STATIE         DAG

GUSTAAF
Straks spring ik misschien even binnen.
Weet iemand waar mijn moeder woont.

GABRIELLA
Hoe heet ze.

GUSTAAF
Victorine van den Dikke, zo heette ze
vroeger. Mijn vader is al lang dood.

KOZZE
Dat mens is niet meer zo jong. Je zou
haar beter met rust laten.

GUSTAAF
Ze zal blij zijn als ze mij ziet, na
al die jaren.

GABRIELLA
Zo staat het in de gedichtjes.

GERMAIN
We weten dat je veel leest, Gabriella.

KOZZE
Boekjes.

GUSTAAF
(neemt zijn reisgoed op) Ik ben er mee
weg. Tot straks misschien.
KOZZE
Van een avonturier gesproken.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.               KEUKEN               DAG

Een wat oudere vrouw zit aan de keukentafel aardappelen te schillen. Ze kijkt in het emmertje of ze er genoeg heeft geschild. Een klop op de achterdeur en Gustaaf komt binnen.

GUSTAAF
Dag moeder, ik ben terug.

VICTORINE
Wie ... O, het is onze Staf. Leef je
nog. Ben je aan het verhuizen met al
die  valiezen die je meesleept.

GUSTAAF
Eigenlijk wel, moeder. Zou ik hier een
tijd mogen inwonen.

VICTORINE
(kijkt in de emmer met geschilde aardappelen)
Ik ga er nog wat bij schillen als je
hier blijft eten.

GUSTAAF
Met veel plezier moeder.

VICTORINE
Het stuk vlees zal maar klein zijn, ik
moet het in twee doen. Ik had in al die
jaren niet verwacht je nog weer te zien.
Waar heb je gezeten. Het laatste dat ik
weet is dat jij getrouwd bent met Magda,
maar die heb je laten zitten met een
kind voor een floosmadam uit de stad.
Dan ging het jaren zonder mij. Ik bleef
ook alleen over toen vader gestorven is.
Twintig jaar heb je mij alleen laten zitten.

GUSTAAF
Twintig is wat overdreven. Ik was jong
moeder, het verstand komt niet voor
de jaren.

VICTORINE
We zullen zien. En ik wil niet dat je
alle dagen zat naar huis komt. En heb
je werk.

GUSTAAF
Ja, zeker tot aan mijn pensioen.

VICTORINE
Goed, want gratis voor niet kan ik je
niet houden. En naar Magda moet je
niet teruggaan, die woont hier niet
meer, die is weg met een andere vent.

GUSTAAF
Ander en beter, aan Magda heb ik niet
meer gedacht. Ik zal braaf zijn, maar
ik mag toch een glas gaan drinken.

VICTORINE
Tot je op een andere valt en ik van
geen tel meer ben.

GUSTAAF
Moeder, je moet in mij niet altijd
het slechtste zien, en ik ben nog jong.
Te jong om alleen te blijven.

VICTORINE
Ik was ook jong toen ik alleen viel.

GUSTAAF
Is er iets te eten.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.               GELAGZAAL            AVOND

Er is nogal wat volk. De jukebox speelt en een koppel
danst een trage wals. Achter de tapkast staat Mit
Janssens die Gabriella een handje toesteekt met de tap.

GUSTAAF
(komt binnen, is tamelijk goed gekleed.
gaat aan de tapkast staan en vraagt een
glas bier) Schoon volk achter de
kraan.

MIT
Mouwveger, wat kom je te kort.

GUSTAAF
Dat ga ik hier niet uitleggen. Drink
je een glas mee. Je kent mij toch nog,
jij bent Mit, de weduwe van Miel. Miel
was een goede kameraad van mij.

MIT
Natuurlijk ken ik je nog. Hoe dikwijls
ben je niet bij ons thuis geweest om
met de kinderen te spelen. Kleine
Charles kon Staf niet uitspreken en
zei Taffetaf.

GUSTAAF
Waarom ben jij serveuse geworden. Je
hebt toch een pensioen en er is nog
ander werk. Maar serveuse.

GABRIELLA
Wat wil je daar mee zeggen, meneertje,
wij zijn een serieuze gelegenheid. Hoe
heet jij.

GUSTAAF
Gustaaf Coestaert, Staf.

GABRIELLA
Staf, wat bedoel je met serveuse. Bij
ons betekent serveuse iemand die
iedereen ter wille is.

GUSTAAF
Dat zou mij goed uitkomen. Ik ben voor
het ogenblik vogelvrij.

GABRIELLA
Is dat een woordspeling.

MIT
Dat mag, dat mag. Het is hier geen
kerk.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.                GELAGZAAL           AVOND

Het is veel later geworden. Alleen Gabriella, Mit en Staf zijn nog in de gelagzaal. Gabriella blinkt de laatste glazen op, Staf staat naast de toog dicht bij Mit. Pakt haar om haar middel en probeert onder haar rok te gaan.

MIT
(duwt zijn hand weg) Wat denk je wel dat
ik ben.

STAF
Een vrouw die geen man kan missen.

MIT
Hoe kom je daar bij.

STAF
Van horen zeggen.

MIT
Van horen zeggen hoor je veel liegen.
En je woont hier nog maar pas.

GABRIELLA
Ik ga sluiten, Staf drink je glas uit.
Je kunt buiten nog met Mit praten.

MIT
(doet een golf om) Ik moet naar huis
en ik moet er morgen vroeg uit voor de
kinderen.

STAF
Kinderen?

MIT
Grote kinderen, die moeten nog naar
school.


FADE-OUT

FADE-IN
EXT.                 BUITEN CAFE STATIE         AVOND

Mit en Staf staan nog even bijeen.

MIT
Waar woon jij.

STAF
Bij mijn moeder Victorine van den
Dikke. Geen plezant oud mens.

MIT
Je zult ook oud worden. Kun jij met
de auto rijden.

STAF
Ja natuurlijk, ik ben vrachtchauffeur.
Waarom vraag je dat.

MIT
Ik zou iemand willen met een auto, dan
kom ik nog eens ergens. Ik zit thuis
met een oude moeder, een gebrekkige
broer en twee kinderen die voor
zichzelf kunnen zorgen. Ik zou ook
eens op vakantie willen of er een
avond tussen uit.

STAF
Ik kan autorijden maar heb zelf geen
auto, meisje. Die zou je dan voor mij
moeten kopen.

MIT
Als ik een auto koop is die van mij.
Chauffeur mag je komen spelen. Maar
waar zijn we eigenlijk mee bezig, ik
ken je nauwelijks.

STAF
We kennen elkaar al van vroeger.

MIT
Ik moet nu weg. Kom je morgen.

STAF
Als ik op tijd terug ben. Ik moet
soms ver rijden.

MIT
Als het niet te laat is, spring dan
even binnen.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.               GELAGZAAL           AVOND

GABRIELLA
Je kijkt zo veel op je horloge,
verwacht je iemand. Staf soms. Het
lijkt goed aan tussen jullie. Weet
hij wat nummer je geweest bent.

MIT
Daar heeft hij geen zaken mee en wat
niet weet niet deert.

GABRIELLA
Ga je hem bij inpakken. En als hij
hoort wat je allemaal hebt uitgestoken.

MIT
Wat heeft hij in Brussel uitgestoken,
hij is zo min een heilige als ik. We
zijn mekaar waard. Ik kan niet veel
beter krijgen en hij is in de boter
gevallen. Ik ga er een auto voor kopen.

GABRIELLA
En als hij er mee vertrekt.

MIT
De auto blijft op mijn naam. Hij mag
niets hebben of er wordt beslag op
gelegd. Hij moet nog opbrengen voor
een vrouw en een kind.

GABRIELLA
Je begint met een serieuze hypotheek.

MIT
Hij heeft werk en moet in de kosten
delen.

GABRIELLA
Wat zeggen de kinderen er van.

MIT
Ik heb er al iets van gezegd maar ze
hebben hem nog niet gezien. Dat zal
ik straks moeten ondervinden, ik ga
hem thuis voorstellen.

GABRIELLA
Is het met de goesting van je moeder.

MIT
Als het mijn goesting maar is.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.               WOONKAMER KLABOTS            DAG

Charles, Esther en Vika zijn in de woonkamer. Mit komt binnen
met Gustaaf.

MIT
Dat is hij nu, Gustaaf Coestaert.
Jullie moeten hem nog gekend hebben.
Jij zeker moe en Charles. Je noemde
hem Taffetaf. Hij was kameraad met
vader. Staf heeft honger, moe wil
jij een eitje bakken voor Staf ik
moet naar de koer.

VIKA
Ik ken je moeder goed, Staf. Ik loop
regelmatig bij haar binnen. Ze heeft
mij verteld dat je terug bent na al
die jaren. Jij hebt overal gezeten.

STAF
Daar heeft zij geen zaken mee.

VIKA
Zij zegt het maar. Een koppel eitjes,
Staf.

STAF
Neen, vijf. Ik heb grote honger.

ESTHER
Dat hoor ik.

STAF
En jij bent Esther, Mit heeft veel
over jou verteld.

ESTHER
Veel in die korte tijd, ze kent je
nauwelijks.

MIT
(komt weer binnen) Ga maar zitten Staf,
terwijl ik koffie opschenk zal moe
het koppel eitjes bakken.

VIKA
Vijf. Ik weet dat we er nog zo veel
in huis hebben. Ik kan toch het
laatste ei niet bakken voor hem. De
kinderen moeten ook eten.

MIT
De kinderen eten geen eieren.

STAF
Ik heb echt grote honger.

Vika loopt de keuken in. Staf gaat aan de tafel zitten, Mit
begint de tafel te dekken.

STAF
Eten de kinderen een boterham mee.

MIT
Ik zal eens zien of er nog brood genoeg
is, anders moet een van de kinderen nog
om een brood.

STAF
Dat is een goed gedacht.

ESTHER
Ik heb geen tijd, ik moet weg.

CHARLES
Ik zal rijden, met de fiets ben ik zo
heen en terug. (loopt buiten met Esther)

FADE-OUT

FADE-IN

EXT.                ACHTERDEUR             DAG

ESTHER
Die heeft het nogal zitten. Hij is toch
onze vader niet.

CHARLES
Aan jou heeft niemand wat te zeggen.

ESTHER
Deze man toch zeker niet.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.              WOONKAMER          AVOND

Vika, Mit, Staf, Charles en Esther zitten aan tafel voor het
avondmaal. Ze eten soep.

STAF
Goede soep, Vika, maar ze is wat
aangebrand.

ESTHER
Die soep is niet aangebrand, Staf.

VIKA
Erwtensoep mag wat aangebrand zijn.

STAF
Voor de smaak, zeker. Waar staat dat
geschreven.

MIT
Ik wil over wat anders praten voor we weer
ruzie beginnen te maken. Er is al ruzie
genoeg in de wereld. Esther, loop je nog
met dezelfde jongen.

ESTHER
Ja, ma, ik loop nog met Jean.

CHARLES
Lopen? Liggen zeker.

STAF
(lacht hard) Pas maar op meisje dat je
niet met een pakje naar huis komt.

ESTHER
Moei je niet in ons huishouden, Staf.
Ik ben groot genoeg om te weten wat
ik moet doen.

STAF
Als je daar zeker van bent is het goed.
Ik mag me toch zorgen maken.

CHARLES
Waarom niet, we zijn mensen onder mekaar.

ESTHER
Maar ik ben zijn dochter niet. Ik in
geen geval.

MIT
Wat wil je daar mee zeggen.

VIKA
Nog iemand wat van mijn aangebrande
soep. Oei, ik moet naar Rikkepik. Hij
heeft zijn soep nog niet gekregen.
(staat op en loopt uit de kamer)

STAF
Dat is toch geen doen voor Vika, ze
kan toch niet blijven instaan voor Rik.

CHARLES
Rik zou het zonder oma niet overleven.

STAF
Zou dat zo erg zijn. En ze kan toch mee
naar het rusthuis.

MIT
Wat vertel jij toch, Saf. En Moe
wegsteken, dat kun je niet menen.
Dat gebeurt nooit. We zwijgen er
verder over.

CHARLES
Dat zal het beste zijn.

GUSTAAF
Ik ga een kippenhok bouwen in de tuin,
dan hebben we alle dagen verse eieren.
En boven de ren een duiventil. Ik zou
duiven willen houden, zoals iedereen.
Als ze niet goed vliegen zijn ze met
wat peper, zout en boter nog altijd
goed in de pan.

ESTHER
Een stadsmannetje dat hier komt boeren.
Heb jij daar wel verstand van.

GUSTAAF
Ik ben van hier. Ik ben hier
grootgebracht. Toen mijn vader nog
leefde zat die altijd met kippen en
een varken.

ESTHER
Een varken hebben we al.

MIT
Esther, nu is het wel geweest.

ESTHER
Ik bedoel Charles.

CHARLES
Mij uitlachen, daar is ze sterk in. Je
moet dat soms eens horen hoe ze mij
kleineert als er andere mensen omtrent
zijn.

ESTHER
Ja, en dan wordt hij zo rood als een
kalkoen en dan staan ze hem uit te
lachen. De meisjes lachen nog het
hardst.

GUSTAAF
Je moet je niet laten doen. Je
verweren. Je bent toch groot genoeg.

CHARLES
Tegen Esther? Dan komt ze het tegen
moeder zeggen en ben ik weer de dader.

GUSTAAF
Ik kan er niet tussen komen, ik mag
jullie vader niet zijn.

ESTHER
Wat zou je dan doen. Ons in de hoek
zetten, op mijn billen kletsen.

GUSTAAF
Jullie koppen tegen elkaar slaan dat de
vonken er af vliegen. Maar ik wil het
over wat anders hebben. Ik ga een auto
kopen, voorlopig een tweede hands.

CHARLES
Met geld van moeder.

GUSTAAF
Ieder de helft. Zij mag altijd
meerijden.

MIT
Wij mogen ook iets hebben. Ik zorg er
wel voor dat jullie verder kunnen
leren en zou willen dat jullie meer
jullie best deden. Vooral jij Esther.

CHARLES
Esther is een jongenszot.

ESTHER
En jij, ik heb het al gezegd, bent een
bleu, zo bleu als er geen meer zijn.

GUSTAAF
Bleu zijn gaat wel over. 

ESTHER
Als er geen meisjes van zijn leeftijd
meer overblijven. Alleen maar oude
vrijsters. Om wat onnozele streken
uit te halen ben je goed.

CHARLES
Als opkomen voor een ideaal onnozele
streken zijn.

GUSTAAF
Zorg er eerst maar voor dat je goed studeert
en Frans leert.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.              WOONKAMER           AVOND

Vika, Mit, Staf, Charles en Mit zitten aan de tafel.

CHARLES
Ik moet naar mijn kamer, ik heb morgen
een zwaar examen.

MIT
En jij Esther

ESTHER
Ik stop met mijn studies. Ik geraak er
toch niet door.

MIT
Wat zeg je? Wat ga je dan doen?

ESTHER
Trouwen.





 probeert zich in het gezin te nestelen.
Wil zich moeien in het leven van de kinderen.
Wil hij Rik uit het huis?
Mit die een auto koopt
Samenleving familie Klabots Gespannen tussen Staf en de kinderen
Esther die moet trouwen
Overlijden Rik en Vika
Charles die het huis uit moet onder druk ook van Esther omdat hij met Laurette  wil trouwen

Mit klaagt dat ze zo alleen zit nu iedereen uit het huis is op een goed jaar tijd.
Gustaaf wordt dement.
Mit wordt de eenzaamheid zelve.
Gaat naar rusthuis.


Er is veel te vertellen over Mit Janssens en Gustaaf Coestaert, niet altijd fraaie dingen al kan van Mit niet gezegd worden dat ze haar verantwoordelijkheid van gezinshoofd ontlopen is. Toen vaststond dat haar man Miel Klabots in de oorlog gebleven was, stond ze er alleen voor om haar kinderen groot te brengen en studies te laten doen en ze is blijven instaan voor haar broer Rikkepik en haar moeder Vika. Het huis was van haar, ze had het zelf gebouwd en ze heeft nooit een cent gevraagd als huur of bijdrage in het huishouden. Haar broers en zus kwamen heel af en toe even poolshoogte nemen maar moeien deden ze zich niet, Mit zou het ook niet hebben verdragen.



Alles samen heeft Gustaaf een kwart van zijn leven bij Mit bij ingewoond, de laatste tien jaar was hij zo dement geworden of uitgeleefd als men ze zelden ziet, van een andere wereld of zelfs een andere diersoort. Wat eerst op wat liefde leek, of beter wat genegenheid, geborgenheid voor de een, gezelschap en chauffeur voor de ander die van haar centen voor hem een tweedehandse auto had gekocht

Toen hij op toch respectabele leeftijd de geest gaf, voor zover er nog een geest in dat afgetakelde lichaam woonde, had Gustaaf in de vier windstreken volop van zijn leven proberen te genieten, misschien iets te veel zodat hij op het laatste te kort kwam, van geen hout meer pijlen wist te maken en blij mocht zijn dat hij bij Mit Janssens had mogen komen inwonen,


In hogere kringen zou het koppel Mit Janssens en Oktaaf Coestaert een verstandshuwelijk heten, de Duitsers noemden zoiets na de oorlog Onkelehe. Veel Duitse oorlogsweduwen huwden niet met hun vriend om hun oorlogspensioen niet kwijt te spelen. Mit was in hetzelfde geval, trouwen met haar vriend of minnaar en ze verspeelde de weduwetoelage waar haar man Miel Klabots zijn leven voor had gegeven. Nu, trouwen met Oktaaf was toch geen allerbest idee. Hij was gescheiden en van zijn loon ging een flinke hap naar zijn ex, de rechter had geoordeeld dat hij in de fout was gegaan en daar mocht hij voor opdraven. Een groot stuk van wat hij verdiende werd aan de bron ingehouden en op de rekening van zijn ex gestort. De kinderen van Mit, Charles en Esther, waren te oud om Oktaaf vader te noemen en zaten daar trouwens niet op te wachten. Hun oom kon hij niet zijn, daarvoor was zijn neus te groot.

Een arme luis was Gustaaf niet, maar het scheelde niet veel. Als jonge man had hij geen zit in ’t gat, hij was vroeg uit Hellebeek weggetrokken om in Brussel en veel verder weg tot in het buitenland zijn geluk te beproeven. Om te beginnen had hij niet lang genoeg school gelopen om een vak te kennen, maar hij was wel goed van aannemen en dat had toen nog enige betekenis.


Ouders van Mit



Zijn ouders, Lowie en Julie Coestaert, waren als zoveel dagloners geweest die van alles hadden gedaan om hun kinderen niet van honger te laten creperen sterven of van de kou te laten omkomen. Met de kleine op haar rug gebonden werkte ze bij de boeren, dat was praktischer om hem in doeken gewikkeld in een voor te leggen en hem de hele tijd te horen blèren, zoals platte kinderen doen. Als ze bij de boeren niet op het land werkten gingen ze aan de slag aan de steiger van de Deel, wanneer bij de groothandelaar in bouwmaterialen een steenrat geladen met baksteen uit Boom had aangelegd. Dan riep de baas Lowie en Julie op om de boot te komen lossen. Ze werkten het goedkoopste en het hardste zodat hij weinig of geen liggeld hoefde te betalen voor de boot van amper 50 ton. Op die dagen reden ze van bij het opkomen van de zon tot het donker werd met kruiwagens met hoog schot om per rit zoveel mogelijk stenen te kunnen laden (een vondst van W.F. Taylor door de Vlamingen gretig toegepast)), want ze werden per stuk betaald. Met de kermis stonden ze met een gehuurd draaiorgel in de grote café De Statie en draaiden voor een cent per dans de laatste nieuwe polka’s, mazurka’s, walsen en pardeblee’s en als na vier dagen en nachten het orgel nog heel was en de rollen niet beschadigd, schoot er soms wat kleingeld over. Op het einde van de dag hadden ze dan genoeg verdiend om voor twee dagen eten te kopen. Later vond vader Lowie min of meer vast werk in de oude brouwerij Steemans, tot die vanzelf onderuit ging, maar toen waren de kinderen al groot genoeg om voor zichzelf te zorgen en er was voor gezorgd dat zij een kleine steun kregen van de Openbare Onderstand om zich in het leven te houden, maar niet lang want ze waren allebei tot op de draad versleten.


Medelijden met Gustaaf. Hij doet zijn best omdat hij moet, maar speelt zo graag de baas.

Het is voor ons nooit duidelijk geweest of Mit Janssens en Gustaaf Coestaert in de tweede helft van hun leven van elkaar hebben gehouden, elkaar nodig hadden als planten in symbiose of elkaar gewoon hebben geduld omdat ze er alle twee profijt bij hadden.

Een echt goed huishouden was het stel Mit Gustaaf niet, daarvoor maakten ze te dikwijls ruzie, gemiddeld een keer per dag zat het er bovenarms op, plezierig voor de huisgenoten was het niet. Zo gaat het dikwijls tussen een gescheiden man en een oorlogsweduwe met een nogal duister verleden. Na de aftocht van de Duitse troepen en de terugkeer van de Britse en Amerikaanse legers naar hun vaderland was het rekruteringsveld van Mit zo danig gekrompen dat ze met iemand als Oktaaf vrede moest nemen.

Tot hij dement werd en met hem geen land meer te bezeilen viel. Een heel verhaal, over dat stel en de mensen uit hun omgeving is veel te vertellen en dat zullen we dan maar doen. Geen boek, een verhaal, dat is afgesproken.

De oorlog zat er voor veel tussen. De eerste man van Mit, Miel Klabots, was in de oorlog op zee gebleven en had twee jonge kinderen Charles en Esther achter gelaten. Mit was de dochter van Ware en Vika Janssens en de broer van Rikkepik die kort na elkaar gestorven zijn, Ware Janssens was al eerder vrij jong gestorven. Ze woonden lange tijd met zes gezellig en in een huis dat daar eigenlijk te klein voor was. In dezelfde periode trouwde Esther en verliet Charles met grote ruzie het huis. En plots zat ze nog alleen met Taffetaf in een huis dat nu veel te groot was geworden. Ze was blij dat ze Gustaaf nog bij zich had en ze hoopte dat ze nog enige jaren zou mogen profiteren van een rustige oude dag. Oktaaf kon autorijden en dat was haar naar de zin, en van haar centen had ze een vierpaardje gekocht, want zelf bezat hij geen rode duit, hij had nog niet genoeg om een bromfiets te kopen. Maar Taffetaf zijn verstand begon achteruit te gaan, hij lulde over een paard stierf kende hij niemand meer, nog het minste Mit die zo goed voor hem had gezorgd. Aan twee eieren in de pan had hij niet genoeg, als Mit vroeg of ze voor hem een eitje wilde bakken stak hij vijf vingers omhoog om vijf eieren te eisen die hij moeiteloos tot zich nam, zeer tot ergernis van haar moeder Vika, die nog leefde toen Mit haar ietwat ongure vriend als bed- en tafelgenoot dat hij nooit heeft gehad en als hij sporadisch helder van geest was gaf hij altijd af op Mit, op haar die zich over hem ontfermde toen hij berooid uit Brussel was weergekeerd en hem vers eten, een warm bed, kostuums en dus ook een auto verschafte. Het werd zo erg dat ze Taffetaf liet afvoeren en toen hij in huis nam. Op het einde was het uiteraard beter dat zo iemand stierf, hij zat in de weg, kostte alleen maar geld en het was misschien niet te laat om wat anders en wat beters te vinden, een beetje geluk misschien en in zijn geval moest de overheid hem maar ten laste nemen. Ze was nu, om het zo te zeggen, verlost van een blok aan haar been, maar ze werd er niet jonger op en de keerzijde van de medaille was dat zij nu niemand meer had en met zichzelf geen blijf wist, uitstapjes met de auto waren verleden tijd want autorijden stond zowat gelijk met een bovennatuurlijke gave. Haar kinderen zagen naar haar niet veel meer om, dat ligt in de natuur van de mens en het was ook voor een groot deel haar eigen schuld.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten