STAF TAFFETAF COESTAERT
Originele
script voor
6
afleveringen van een dramatische
Tv-serie
Geschreven
door
Jules De Cort
FADE-IN
INT. GELAGZAAL CAFE STATIE DAG
De gewone VERBRUIKERS
staan aan de toog of zitten aan hun tafel. Het geluid van een trein die weer
vertrekt. Kort daarna komt een MAN binnen. Hij moet in de vijftig zijn en draagt
twee reiskoffers.
WAARDIN GABRIELLA
Wij kopen niks, wij hebben
onze vaste
leurder.
MAN
Zijn de mensen hier altijd
zo vriendelijk.
Dat was vroeger anders.
KOZZE
Wat weet jij van vroeger. Dat
moet heel
lang geleden geweest zijn.
MAN
Ik ben van hier, ik ken hier
nog veel
mensen, zoals Georges
Casteels en Miel
Klabots.
GERMAIN
Georges moet de broer zijn
van Bob, die
woont al zijn leven lang in
Brussel en
Miel is op zee gebleven. In
de oorlog.
MAN
Daar had ik halvelings iets
van gehoord.
Ik heb Miel goed gekend, wij
waren
kameraden. Ik ben Gustaaf
Coestaert en
ben ook al lang uit
Hellebeek weg. Ik heb
overal gezeten.
KOZZE
Die naam zegt mij iets. Jij
bent naar
Brussel getrokken.
GUSTAAF
Ik heb daar mijn weg proberen
te maken
zoals Georges en dan ben ik
beginnen
zwerven. Hoe is het met de
weduwe van
Miel.
GABRIELLA
Als je tegen het wachten
kunt, die
komt hier bijna elke avond
een glas
drinken. Ze is nog te jong
om alleen
te blijven.
GERMAIN
Ze is niet alleen. Ze heeft
twee kinderen
en haar moeder en broer
wonen bij in.
Maar ze drinkt wel twee,
drie en meer
pinten. Als wij betalen.
GUSTAAF
Straks spring ik misschien
even binnen.
Weet iemand waar mijn moeder
woont.
GABRIELLA
Hoe heet ze.
GUSTAAF
Victorine van den Dikke, zo heette
ze
vroeger. Mijn vader is al
lang dood.
KOZZE
Dat mens is niet meer zo
jong. Je zou
haar beter met rust laten.
GUSTAAF
Ze zal blij zijn als ze mij
ziet, na
al die jaren.
GABRIELLA
Zo staat het in de gedichtjes.
GERMAIN
We weten dat je veel leest, Gabriella.
KOZZE
Boekjes.
GUSTAAF
(neemt zijn reisgoed op) Ik ben er mee
weg. Tot straks misschien.
KOZZE
Van een avonturier
gesproken.
GERMAIN
Hij ziet er meer uit als een
arme
luis.
FADE-OUT
FADE-IN
FLASHBACK
INT. CAFE STATIE DAG
Gustaaf,
MIEL KLABOTS en ZJORS CASTEELS zijn nog jong en zijn getrouwd. Ze staan aan de
toog in café Statie. De waardin achter de toog is nog OCTAVIE. Haar dochtertje
GABRIELLA is nog een klein kind. Op de arm van moeder leert ze de namen kennen
van de mannen.
GUSTAAF
Ik blijf hier niet wonen.
Als ik een gat
zie ben ik weg.
ZJORS
Jij hebt Magda en een kind,
wat als die
niet scheutig zijn om mee te
vertrekken.
GUSTAAF
Jij bent hier ook niet
gebleven. Jij
woont in Brussel.
MIEL
Het is hier in Hellebeek zo
slecht nog
niet. Ik woon hier graag.
GUSTAAF
Jij zult het wel zeggen, jij
hebt de
wereld gezien.
MIEL
En er niet rijk van
geworden.
ZJORS
Staf, wij zijn nog samen
opgetrokken om
werk te zoeken in Brussel.
Ik in je nek
en dan jij in mijn nek. Met
jou in mijn
nek heb ik werk gevonden
waar ik nu nog
ben en nog goed ben ook. Met
goede
vooruitzichten Ik woon feitelijk
al
in Brussel. Ik heb het daar
naar
mijn zin.
MIEL
Ik heb het varen opgegeven
en heb
werk gevonden aan wal, als
conciërge,
samen met Mit, bij rijke
joden. Het
vraagt onderdanigheid maar dat
was
ook zo aan boord. Ik zit in
mijn vak
van kok. Mit en ik zijn
samen de
meeste tijd in Brussel, de
kinderen
blijven bij Vika.
STAF
En mij raad je af van te vertrekken.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. CAFE STATIE DAG
Miel en
Zjors staan aan de toog.
ZJORS
Staf heeft zijn vrouw Magda
en de
kleine laten zitten zogezegd
omdat
ze niet mee wou naar Brussel
en is
er uitgetrokken met Laura, de
bazin
van de Witte Molen. Hij
heeft werk
gevonden in Brussel en Magda
wou
dus niet mee. Maar ik geloof
het
niet, hij wilde van Magda
af.
MIEL
Wat is dat voor een dorp dat
zijn
eigen mensen niet hier kan
houden.
Van als ik hier ben komen
wonen heb
ik Staf gekend. Mijn oudste
Charles
kon Gustaaf niet zeggen en
noemde
hem Taffetaf. Thuis zeggen
we nog
altijd Taffetaf.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. MAGAZIJN VAN IJZERWAREN DAG
STAF
(verpakt een partij schroeven en bouten en
loopt er mee naar de winkel)
LAURA
(achter de toonbank staat LAURA, de caissière)
Ik kan gerant worden van de
winkel. Maar
hoe moet dat dan met jou.
Als magazijnman
word je mijn ondergeschikte.
Neem een
halve dag en ga op zoek naar
wat anders.
En doe eens een inspanning,
probeer
vooruit te komen zoals ik.
STAF
Kom ik in bed niet genoeg
vooruit. Ben
je voor mij bestaan. Het
gaat toch goed
tussen ons.
LAURA
Dat is nu anders geworden.
STAF
Ik zal dan maar gehoorzamen,
chef.
(loopt naar het magazijn, doet zijn
werkkledij uit...)
FADE-OUT
FADE-IN
INT. CAFE IN BRUSSEL DAG
GUSTAAF
(zit alleen aan tafel bij een glas bier)
(V.O.) Ik heb het verknald. Ik heb nooit
wat gedaan in het huishouden.
Dat zal ze
niet blijven verdragen, ze
heeft zich
met mij wat anders
voorgesteld.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. APPARTEMENT AVOND
STAF
(komt binnen. roept) Laura, Laura, is het
eten gereed. Ik heb nog
niets gevonden.
(op de tafel ligt een briefje. hij leest)
Staf, ik kan bij u niet
blijven. Ik had
het mij anders voorgesteld,
zeker niet
dat ik mee zou moeten blijven
werken om
het wat beter te hebben. Ik heb
kennis
gemaakt met een jongere man die
geheel
vrij is en geen vrouw en
kind heeft
achter gelaten, want dat ben
ik te
weten gekomen. Je kunt
blijven wonen
als je zelf de huur betaalt.
Veel
geluk. Laura. (legt het briefje neer.
kijkt om zich heen) (V.O.) Hier blijf ik
niet wonen. Ik zou terug
naar mijn
moeder kunnen gaan, of naar
Magda.
Twee wijven die alleen maar
baas willen
spelen over mij. Ik trek de
wereld in,
zonder nog naar iemand om te
zien. Ik
heb handen aan mijn lijf, ik
ben mijn
kost waard en ik wil voor
niemand
meer instaan.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. KERMIS DAG
STAF
(staat met een goochelaarstafeltje met
een matje waarop de symbolen van 'anker
en zon'. hij rammelt met de dobbelstenen
in een beker om volk te lokken. een
paar nieuwsgierigen staan toe te zien
maar niemand maakt aanstalten om geld te
leggen op een symbool op het groene
matje) Hier het aloude spel van
anker
en zon. Mensen hier
is geld te
verdienen. Wie niet
riskeert kan
niet winnen.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. KERMIS DAG
STAF
(plooit zijn tafeltje op)
VOORBIJGANGER
Veel verdiend.
STAF
Mijn broek gescheurd. De
mensen kennen
dit spel niet meer. En die
toch
speelden hadden het geluk
aan hun kant
en hebben mijn bank doen
springen.
VOORBIJGANGER
Veel verdienen met zo weinig
mogelijk
te werken, dat willen we
allemaal.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. KERMIS DAG
STAF
(staat in een kraam van golfplaten dat
hij duidelijk zelf in elkaar heeft
getimmerd. op een plank tegen de achterwand
staan drie piramides van op elkaar
gestapelde lege conservenblikken die tegen
een inzet door de spelers met tennisballen
omver gegooid moeten worden. de te winnen
prijzen zijn grote poppen en gipsen
posturen. een groepje jonge mannen met
hun meisje komen gooien en de meisjes
nemen in elke arm een pop of een postuur
mee. Staf kijkt ze na)(V.O.) Dit was geen
goed gedacht. Gelukkig heb
ik niet te
veel geïnvesteerd.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. KERMIS DAG
STAF
(staat op de kermis in een vrij degelijk
gemaakte ronde tent, een dak eigenlijk.
rondom staan genummerde hokjes, in het
midden zit een cavia onder een blikken
klok. Staf verkoopt nummers of lotjes
aan de kijklustigen. de
klok wordt
opgelicht en de cavia moet in een
genummerd hokje wegduiken. hij verkoopt
maar weinig nummers.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. KERMIS AVOND
STAF
(de kermis is verlaten. Staf staat in zijn
tent en telt zijn geld) (V.O.) Nauwelijks
genoeg om eten te kopen voor
mijn
diertjes.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. BIETENVELD DAG
STAF
(staat in een rij landarbeiders te werken
op de akker van suikerbieten. het loof
afsnijden en de bieten op een hoop gooien)
ARBEIDER
Dit kan goed het laatste
seizoen zijn
dat we moeten komen. Met een
bietenrooier
is alles op een dag of twee
gedaan door
een enkele man op de
machine.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. WIJNGAARD DAG
STAF
(staat tegen de achtergrond van een kasteel
druiven te plukken met andere plukkers)
PLUKKER
Ik hoor dat jij ook uit
België komt. Ik
zie dat je eerder niet in de
wijnoogst
hebt gewerkt.
STAF
Ik leer het wel. Maar dit
werk zullen
ze niet gemakkelijk met
machines
kunnen doen zoals de bieten.
PLUKKER
Dat weet je nooit. Maar de
echte, grote
wijnen zullen wel altijd door
mensenhanden worden geplukt,
door
ervaren vendangeurs.
STAF
Het blijft natuurlijk
seizoenswerk. Wat
doe je daarna.
PLUKKER
Ik blijf nog een tijd hier.
Ik werk ook
aan de persen en het vullen
van de
vaten. Maar in Normandië kun
je aan
de slag als de alambieks bij
de
appeltelers de appelwijn
komen
afstoken en er Calvados van
maken.
STAF
Bedankt voor de tip.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. ERF VAN BOERDERIJ DAG
Een
distilleertoestel op wielen staat op een boerenerf. Een paar mannen en vrouwen
lopen er omheen.
STAF
(rolt vaten naar het toestel, gooit
houtblokken op het vuur onder de kolf,
droogt zich het zweet af))
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. BESTELWAGEN MET LADDERS OP HET DAK DAG
Staf en de
CHAUFFEUR stappen uit. Staf helpt de ladders
van het dak
te halen. Aan een raam op de begane grond toont de chauffeur hoe hij een raam
moet wassen. Dan trekt hij de ladder op naar de tweede verdieping, stopt Staf
emmer, spons
en zeem in
zijn handen en wijst naar boven. Staf beklimt de ladder tot halverwege, kijkt
naar beneden, schrikt en komt
de ladder
terug af.
CHAUFFEUR
Wel?
STAF
Ik ga niet naar boven, ik
riskeer mijn
vel niet.
FADE-OUT
FADE-IN
Hij stond op
straat, had zijn geld verbrast en weinig overgehouden voor latere zorg. Hij
huurde een kamer en hield nog nauwelijks geld voor een glas bier en een
maaltijd over, laat staan een kostuum anders dan van de uitdragerij.
EXT. VRACHTAUTO DAG
Staf zit
naast de CHAUFFEUR in de cabine van een vrachtauto.
STAF
Is dat moeilijk, met een
vrachtwagen
rijden.
CHAUFFEUR
Heb jij nog nooit een vrachtauto
bestuurd op je ouderdom.
STAF
Zo oud ben ik nu ook weer
niet en men
is nooit te oud om te leren.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. GROTE HANGAR DAG
Een zware
vrachtauto rijdt binnen. Staf stapt uit de stuurcabine. Gaat naar het
kantoortje zijn documenten afgeven. Zegt goedenavond en vertrekt op zijn fiets.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. KEUKEN AVOND
Staf zit aan
de keukentafel een boterham te eten. Kijkt mistroostig naar buiten waar niets
te zien is dan een blinde muur en een lege straat.
STAF
(V.O.) Ik blijf hier niet wonen. Ik verga
van de eenzaamheid, straks
hang ik hier
nog spinnenwebben. Ik trek
terug naar
Hellebeek, bij mijn moeder
kan het niet
erger zijn.
De oplossing na al die jaren was terug te keren naar zijn moeder
te Hellebeek, een oude weduwe die het niet kon aanzien dat haar enige zoon een
buitenslaper zou worden. Maar zodra hij onderdak was behandelde hij zijn moeder
als alleen een ploert dat zou doen. Hij verweet haar dat ze niet kon koken naar
zijn zin, dat ze daar te gierig voor was, dat ze haar pensioentje voor zich
zelf hield en hem geen zakgeld gaf zoals veel vroeger, van die dingen en hij
was dus op zoek naar een ander onderkomen, een weef in gezelschapsnood met een
goed pensioen en wat geld in de koffer zou hem goed uitkomen. Daar boven op
liefst een dame in seksnood want hij dacht van zichzelf dat hij van het grove geschut
was, maar zo zijn er veel.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. GELAGZAAL DAG
STAF
(bij een glas bier)(V.O.) Gemakkelijk
gezegd ander werk zoeken. Ik
kan niets
anders dan met mijn handen
werken. Ik
ben geen metselaar, geen
stukadoor,
geen metaalbewerker. Op het
land zou
ik kunnen werken, maar hier
is geen
land.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. GELAGZAAL DE STATIE DAG
GUSTAAF
Straks spring ik misschien
even binnen.
Weet iemand waar mijn moeder
woont.
GABRIELLA
Hoe heet ze.
GUSTAAF
Victorine van den Dikke, zo
heette ze
vroeger. Mijn vader is al
lang dood.
KOZZE
Dat mens is niet meer zo
jong. Je zou
haar beter met rust laten.
GUSTAAF
Ze zal blij zijn als ze mij
ziet, na
al die jaren.
GABRIELLA
Zo staat het in de gedichtjes.
GERMAIN
We weten dat je veel leest, Gabriella.
KOZZE
Boekjes.
GUSTAAF
(neemt zijn reisgoed op) Ik ben er mee
weg. Tot straks misschien.
KOZZE
Van een avonturier
gesproken.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. KEUKEN DAG
Een wat
oudere vrouw zit aan de keukentafel aardappelen te schillen. Ze kijkt in het
emmertje of ze er genoeg heeft geschild. Een klop op de achterdeur en Gustaaf
komt binnen.
GUSTAAF
Dag moeder, ik ben terug.
VICTORINE
Wie ... O, het is onze Staf.
Leef je
nog. Ben je aan het
verhuizen met al
die valiezen die je meesleept.
GUSTAAF
Eigenlijk wel, moeder. Zou
ik hier een
tijd mogen inwonen.
VICTORINE
(kijkt in de emmer met geschilde aardappelen)
Ik ga er nog wat bij
schillen als je
hier blijft eten.
GUSTAAF
Met veel plezier moeder.
VICTORINE
Het stuk vlees zal maar
klein zijn, ik
moet het in twee doen. Ik
had in al die
jaren niet verwacht je nog
weer te zien.
Waar heb je gezeten. Het
laatste dat ik
weet is dat jij getrouwd
bent met Magda,
maar die heb je laten zitten
met een
kind voor een floosmadam uit
de stad.
Dan ging het jaren zonder
mij. Ik bleef
ook alleen over toen vader gestorven
is.
Twintig jaar heb je mij alleen
laten zitten.
GUSTAAF
Twintig is wat overdreven.
Ik was jong
moeder, het verstand komt
niet voor
de jaren.
VICTORINE
We zullen zien. En ik wil
niet dat je
alle dagen zat naar huis
komt. En heb
je werk.
GUSTAAF
Ja, zeker tot aan mijn
pensioen.
VICTORINE
Goed, want gratis voor niet
kan ik je
niet houden. En naar Magda
moet je
niet teruggaan, die woont
hier niet
meer, die is weg met een
andere vent.
GUSTAAF
Ander en beter, aan Magda
heb ik niet
meer gedacht. Ik zal braaf
zijn, maar
ik mag toch een glas gaan
drinken.
VICTORINE
Tot je op een andere valt en
ik van
geen tel meer ben.
GUSTAAF
Moeder, je moet in mij niet
altijd
het slechtste zien, en ik
ben nog jong.
Te jong om alleen te
blijven.
VICTORINE
Ik was ook jong toen ik
alleen viel.
GUSTAAF
Is er iets te eten.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. GELAGZAAL AVOND
Er is nogal
wat volk. De jukebox speelt en een koppel
danst een
trage wals. Achter de tapkast staat Mit
Janssens die
Gabriella een handje toesteekt met de tap.
GUSTAAF
(komt binnen, is tamelijk goed gekleed.
gaat aan de tapkast staan en vraagt een
glas bier) Schoon volk achter de
kraan.
MIT
Mouwveger, wat kom je te
kort.
GUSTAAF
Dat ga ik hier niet
uitleggen. Drink
je een glas mee. Je kent mij
toch nog,
jij bent Mit, de weduwe van
Miel. Miel
was een goede kameraad van
mij.
MIT
Natuurlijk ken ik je nog.
Hoe dikwijls
ben je niet bij ons thuis
geweest om
met de kinderen te spelen.
Kleine
Charles kon Staf niet
uitspreken en
zei Taffetaf.
GUSTAAF
Waarom ben jij serveuse
geworden. Je
hebt toch een pensioen en er
is nog
ander werk. Maar serveuse.
GABRIELLA
Wat wil je daar mee zeggen,
meneertje,
wij zijn een serieuze
gelegenheid. Hoe
heet jij.
GUSTAAF
Gustaaf Coestaert, Staf.
GABRIELLA
Staf, wat bedoel je met
serveuse. Bij
ons betekent serveuse iemand
die
iedereen ter wille is.
GUSTAAF
Dat zou mij goed uitkomen.
Ik ben voor
het ogenblik vogelvrij.
GABRIELLA
Is dat een woordspeling.
MIT
Dat mag, dat mag. Het is
hier geen
kerk.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. GELAGZAAL AVOND
Het is veel
later geworden. Alleen Gabriella, Mit en Staf zijn nog in de gelagzaal.
Gabriella blinkt de laatste glazen op, Staf staat naast de toog dicht bij Mit.
Pakt haar om haar middel en probeert onder haar rok te gaan.
MIT
(duwt zijn hand weg) Wat denk je wel dat
ik ben.
STAF
Een vrouw die geen man kan
missen.
MIT
Hoe kom je daar bij.
STAF
Van horen zeggen.
MIT
Van horen zeggen hoor je
veel liegen.
En je woont hier nog maar
pas.
GABRIELLA
Ik ga sluiten, Staf drink je
glas uit.
Je kunt buiten nog met Mit
praten.
MIT
(doet een golf om) Ik moet naar huis
en ik moet er morgen vroeg
uit voor de
kinderen.
STAF
Kinderen?
MIT
Grote kinderen, die moeten
nog naar
school.
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. BUITEN CAFE STATIE AVOND
Mit en Staf
staan nog even bijeen.
MIT
Waar woon jij.
STAF
Bij mijn moeder Victorine
van den
Dikke. Geen plezant oud
mens.
MIT
Je zult ook oud worden. Kun
jij met
de auto rijden.
STAF
Ja natuurlijk, ik ben
vrachtchauffeur.
Waarom vraag je dat.
MIT
Ik zou iemand willen met een
auto, dan
kom ik nog eens ergens. Ik
zit thuis
met een oude moeder, een
gebrekkige
broer en twee kinderen die
voor
zichzelf kunnen zorgen. Ik
zou ook
eens op vakantie willen of
er een
avond tussen uit.
STAF
Ik kan autorijden maar heb
zelf geen
auto, meisje. Die zou je dan
voor mij
moeten kopen.
MIT
Als ik een auto koop is die
van mij.
Chauffeur mag je komen
spelen. Maar
waar zijn we eigenlijk mee
bezig, ik
ken je nauwelijks.
STAF
We kennen elkaar al van
vroeger.
MIT
Ik moet nu weg. Kom je
morgen.
STAF
Als ik op tijd terug ben. Ik
moet
soms ver rijden.
MIT
Als het niet te laat is,
spring dan
even binnen.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. GELAGZAAL AVOND
GABRIELLA
Je kijkt zo veel op je
horloge,
verwacht je iemand. Staf
soms. Het
lijkt goed aan tussen
jullie. Weet
hij wat nummer je geweest
bent.
MIT
Daar heeft hij geen zaken
mee en wat
niet weet niet deert.
GABRIELLA
Ga je hem bij inpakken. En
als hij
hoort wat je allemaal hebt
uitgestoken.
MIT
Wat heeft hij in Brussel
uitgestoken,
hij is zo min een heilige
als ik. We
zijn mekaar waard. Ik kan
niet veel
beter krijgen en hij is in
de boter
gevallen. Ik ga er een auto
voor kopen.
GABRIELLA
En als hij er mee vertrekt.
MIT
De auto blijft op mijn naam.
Hij mag
niets hebben of er wordt
beslag op
gelegd. Hij moet nog
opbrengen voor
een vrouw en een kind.
GABRIELLA
Je begint met een serieuze
hypotheek.
MIT
Hij heeft werk en moet in de
kosten
delen.
GABRIELLA
Wat zeggen de kinderen er
van.
MIT
Ik heb er al iets van gezegd
maar ze
hebben hem nog niet gezien. Dat
zal
ik straks moeten ondervinden,
ik ga
hem thuis voorstellen.
GABRIELLA
Is het met de goesting van
je moeder.
MIT
Als het mijn goesting maar
is.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. WOONKAMER KLABOTS DAG
Charles,
Esther en Vika zijn in de woonkamer. Mit komt binnen
met Gustaaf.
MIT
Dat is hij nu, Gustaaf
Coestaert.
Jullie moeten hem nog gekend
hebben.
Jij zeker moe en Charles. Je
noemde
hem Taffetaf. Hij was kameraad
met
vader. Staf heeft honger,
moe wil
jij een eitje bakken voor
Staf ik
moet naar de koer.
VIKA
Ik ken je moeder goed, Staf.
Ik loop
regelmatig bij haar binnen.
Ze heeft
mij verteld dat je terug
bent na al
die jaren. Jij hebt overal
gezeten.
STAF
Daar heeft zij geen zaken
mee.
VIKA
Zij zegt het maar. Een
koppel eitjes,
Staf.
STAF
Neen, vijf. Ik heb grote
honger.
ESTHER
Dat hoor ik.
STAF
En jij bent Esther, Mit
heeft veel
over jou verteld.
ESTHER
Veel in die korte tijd, ze
kent je
nauwelijks.
MIT
(komt weer binnen) Ga maar zitten Staf,
terwijl ik koffie opschenk
zal moe
het koppel eitjes bakken.
VIKA
Vijf. Ik weet dat we er nog
zo veel
in huis hebben. Ik kan toch
het
laatste ei niet bakken voor
hem. De
kinderen moeten ook eten.
MIT
De kinderen eten geen eieren.
STAF
Ik heb echt grote honger.
Vika loopt
de keuken in. Staf gaat aan de tafel zitten, Mit
begint de
tafel te dekken.
STAF
Eten de kinderen een
boterham mee.
MIT
Ik zal eens zien of er nog
brood genoeg
is, anders moet een van de
kinderen nog
om een brood.
STAF
Dat is een goed gedacht.
ESTHER
Ik heb geen tijd, ik moet
weg.
CHARLES
Ik zal rijden, met de fiets
ben ik zo
heen en terug. (loopt buiten met Esther)
FADE-OUT
FADE-IN
EXT. ACHTERDEUR DAG
ESTHER
Die heeft het nogal zitten.
Hij is toch
onze vader niet.
CHARLES
Aan jou heeft niemand wat te
zeggen.
ESTHER
Deze man toch zeker niet.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. WOONKAMER AVOND
Vika, Mit,
Staf, Charles en Esther zitten aan tafel voor het
avondmaal.
Ze eten soep.
STAF
Goede soep, Vika, maar ze is
wat
aangebrand.
ESTHER
Die soep is niet aangebrand,
Staf.
VIKA
Erwtensoep mag wat
aangebrand zijn.
STAF
Voor de smaak, zeker. Waar
staat dat
geschreven.
MIT
Ik wil over wat anders
praten voor we weer
ruzie beginnen te maken. Er
is al ruzie
genoeg in de wereld. Esther,
loop je nog
met dezelfde jongen.
ESTHER
Ja, ma, ik loop nog met Jean.
CHARLES
Lopen? Liggen zeker.
STAF
(lacht hard) Pas maar op meisje dat je
niet met een pakje naar huis
komt.
ESTHER
Moei je niet in ons
huishouden, Staf.
Ik ben groot genoeg om te
weten wat
ik moet doen.
STAF
Als je daar zeker van bent
is het goed.
Ik mag me toch zorgen maken.
CHARLES
Waarom niet, we zijn mensen
onder mekaar.
ESTHER
Maar ik ben zijn dochter
niet. Ik in
geen geval.
MIT
Wat wil je daar mee zeggen.
VIKA
Nog iemand wat van mijn
aangebrande
soep. Oei, ik moet naar
Rikkepik. Hij
heeft zijn soep nog niet
gekregen.
(staat op en loopt uit de kamer)
STAF
Dat is toch geen doen voor
Vika, ze
kan toch niet blijven
instaan voor Rik.
CHARLES
Rik zou het zonder oma niet
overleven.
STAF
Zou dat zo erg zijn. En ze
kan toch mee
naar het rusthuis.
MIT
Wat vertel jij toch, Saf. En
Moe
wegsteken, dat kun je niet menen.
Dat gebeurt nooit. We
zwijgen er
verder over.
CHARLES
Dat zal het beste
zijn.
GUSTAAF
Ik ga een kippenhok
bouwen in de tuin,
dan hebben we alle
dagen verse eieren.
En boven de ren een
duiventil. Ik zou
duiven willen
houden, zoals iedereen.
Als ze niet goed
vliegen zijn ze met
wat peper, zout en
boter nog altijd
goed in de pan.
ESTHER
Een stadsmannetje
dat hier komt boeren.
Heb jij daar wel
verstand van.
GUSTAAF
Ik ben van hier. Ik
ben hier
grootgebracht. Toen
mijn vader nog
leefde zat die
altijd met kippen en
een varken.
ESTHER
Een varken hebben we
al.
MIT
Esther, nu is het
wel geweest.
ESTHER
Ik bedoel Charles.
CHARLES
Mij uitlachen, daar
is ze sterk in. Je
moet dat soms eens
horen hoe ze mij
kleineert als er
andere mensen omtrent
zijn.
ESTHER
Ja, en dan wordt hij
zo rood als een
kalkoen en dan staan
ze hem uit te
lachen. De meisjes lachen
nog het
hardst.
GUSTAAF
Je moet je niet
laten doen. Je
verweren. Je bent
toch groot genoeg.
CHARLES
Tegen Esther? Dan
komt ze het tegen
moeder zeggen en ben
ik weer de dader.
GUSTAAF
Ik kan er niet
tussen komen, ik mag
jullie vader niet
zijn.
ESTHER
Wat zou je dan doen.
Ons in de hoek
zetten, op mijn
billen kletsen.
GUSTAAF
Jullie koppen tegen
elkaar slaan dat de
vonken er af
vliegen. Maar ik wil het
over wat anders
hebben. Ik ga een auto
kopen, voorlopig een
tweede hands.
CHARLES
Met geld van moeder.
GUSTAAF
Ieder de helft. Zij
mag altijd
meerijden.
MIT
Wij mogen ook iets
hebben. Ik zorg er
wel voor dat jullie
verder kunnen
leren en zou willen
dat jullie meer
jullie best deden. Vooral
jij Esther.
CHARLES
Esther is een
jongenszot.
ESTHER
En jij, ik heb het
al gezegd, bent een
bleu, zo bleu als er
geen meer zijn.
GUSTAAF
Bleu zijn gaat wel
over.
ESTHER
Als er geen meisjes
van zijn leeftijd
meer overblijven.
Alleen maar oude
vrijsters. Om wat
onnozele streken
uit te halen ben je
goed.
CHARLES
Als opkomen voor een
ideaal onnozele
streken zijn.
GUSTAAF
Zorg er eerst maar voor dat je goed studeert
en Frans leert.
FADE-OUT
FADE-IN
INT.
WOONKAMER AVOND
Vika, Mit, Staf, Charles en Mit zitten aan de tafel.
CHARLES
Ik moet naar mijn kamer, ik heb morgen
een zwaar examen.
MIT
En jij Esther
ESTHER
Ik stop met mijn studies. Ik geraak er
toch niet door.
MIT
Wat zeg je? Wat ga je dan doen?
ESTHER
Trouwen.
probeert zich in het
gezin te nestelen.
Wil zich
moeien in het leven van de kinderen.
Wil hij Rik
uit het huis?
Mit die een
auto koopt
Samenleving
familie Klabots Gespannen tussen Staf en de kinderen
Esther die
moet trouwen
Overlijden
Rik en Vika
Charles die
het huis uit moet onder druk ook van Esther omdat hij met Laurette wil trouwen
Mit klaagt
dat ze zo alleen zit nu iedereen uit het huis is op een goed jaar tijd.
Gustaaf
wordt dement.
Mit wordt de
eenzaamheid zelve.
Gaat naar
rusthuis.
Er is veel
te vertellen over Mit Janssens en Gustaaf Coestaert, niet altijd fraaie dingen
al kan van Mit niet gezegd worden dat ze haar verantwoordelijkheid van
gezinshoofd ontlopen is. Toen vaststond dat haar man Miel Klabots in de oorlog
gebleven was, stond ze er alleen voor om haar kinderen groot te brengen en
studies te laten doen en ze is blijven instaan voor haar broer Rikkepik en haar
moeder Vika. Het huis was van haar, ze had het zelf gebouwd en ze heeft nooit
een cent gevraagd als huur of bijdrage in het huishouden. Haar broers en zus
kwamen heel af en toe even poolshoogte nemen maar moeien deden ze zich niet,
Mit zou het ook niet hebben verdragen.
Alles samen
heeft Gustaaf een kwart van zijn leven bij Mit bij ingewoond, de laatste tien
jaar was hij zo dement geworden of uitgeleefd als men ze zelden ziet, van een
andere wereld of zelfs een andere diersoort. Wat eerst op wat liefde leek, of
beter wat genegenheid, geborgenheid voor de een, gezelschap en chauffeur voor
de ander die van haar centen voor hem een tweedehandse auto had gekocht
Toen hij op
toch respectabele leeftijd de geest gaf, voor zover er nog een geest in dat afgetakelde
lichaam woonde, had Gustaaf in de vier windstreken volop van zijn leven
proberen te genieten, misschien iets te veel zodat hij op het laatste te kort
kwam, van geen hout meer pijlen wist te maken en blij mocht zijn dat hij bij
Mit Janssens had mogen komen inwonen,
In hogere
kringen zou het koppel Mit Janssens en Oktaaf Coestaert een verstandshuwelijk
heten, de Duitsers noemden zoiets na de oorlog Onkelehe. Veel Duitse oorlogsweduwen huwden niet met hun vriend om
hun oorlogspensioen niet kwijt te spelen. Mit was in hetzelfde geval, trouwen
met haar vriend of minnaar en ze verspeelde de weduwetoelage waar haar man Miel
Klabots zijn leven voor had gegeven. Nu, trouwen met Oktaaf was toch geen
allerbest idee. Hij was gescheiden en van zijn loon ging een flinke hap naar
zijn ex, de rechter had geoordeeld dat hij in de fout was gegaan en daar mocht
hij voor opdraven. Een groot stuk van wat hij verdiende werd aan de bron
ingehouden en op de rekening van zijn ex gestort. De kinderen van Mit, Charles
en Esther, waren te oud om Oktaaf vader te noemen en zaten daar trouwens niet
op te wachten. Hun oom kon hij niet zijn, daarvoor was zijn neus te groot.
Een arme
luis was Gustaaf niet, maar het scheelde niet veel. Als jonge man had hij geen
zit in ’t gat, hij was vroeg uit Hellebeek weggetrokken om in Brussel en veel
verder weg tot in het buitenland zijn geluk te beproeven. Om te beginnen had
hij niet lang genoeg school gelopen om een vak te kennen, maar hij was wel goed
van aannemen en dat had toen nog enige betekenis.
Ouders van Mit
Zijn ouders,
Lowie en Julie Coestaert, waren als zoveel dagloners geweest die van alles
hadden gedaan om hun kinderen niet van honger te laten creperen sterven of van
de kou te laten omkomen. Met de kleine op haar rug gebonden werkte ze bij de
boeren, dat was praktischer om hem in doeken gewikkeld in een voor te leggen en
hem de hele tijd te horen blèren, zoals platte kinderen doen. Als ze bij de
boeren niet op het land werkten gingen ze aan de slag aan de steiger van de Deel,
wanneer bij de groothandelaar in bouwmaterialen een steenrat geladen met
baksteen uit Boom had aangelegd. Dan riep de baas Lowie en Julie op om de boot
te komen lossen. Ze werkten het goedkoopste en het hardste zodat hij weinig of
geen liggeld hoefde te betalen voor de boot van amper 50 ton. Op die dagen
reden ze van bij het opkomen van de zon tot het donker werd met kruiwagens met
hoog schot om per rit zoveel mogelijk stenen te kunnen laden (een vondst van
W.F. Taylor door de Vlamingen gretig toegepast)), want ze werden per stuk
betaald. Met de kermis stonden ze met een gehuurd draaiorgel in de grote café De Statie en draaiden voor een cent per
dans de laatste nieuwe polka’s, mazurka’s, walsen en pardeblee’s en als na vier
dagen en nachten het orgel nog heel was en de rollen niet beschadigd, schoot er
soms wat kleingeld over. Op het einde van de dag hadden ze dan genoeg verdiend
om voor twee dagen eten te kopen. Later vond vader Lowie min of meer vast werk
in de oude brouwerij Steemans, tot die vanzelf onderuit ging, maar toen waren
de kinderen al groot genoeg om voor zichzelf te zorgen en er was voor gezorgd
dat zij een kleine steun kregen van de Openbare Onderstand om zich in het leven
te houden, maar niet lang want ze waren allebei tot op de draad versleten.
Medelijden
met Gustaaf. Hij doet zijn best omdat hij moet, maar speelt zo graag de baas.
Het is voor
ons nooit duidelijk geweest of Mit Janssens en Gustaaf Coestaert in de tweede
helft van hun leven van elkaar hebben gehouden, elkaar nodig hadden als planten
in symbiose of elkaar gewoon hebben geduld omdat ze er alle twee profijt bij
hadden.
Een echt
goed huishouden was het stel Mit Gustaaf niet, daarvoor maakten ze te dikwijls
ruzie, gemiddeld een keer per dag zat het er bovenarms op, plezierig voor de
huisgenoten was het niet. Zo gaat het dikwijls tussen een gescheiden man en een
oorlogsweduwe met een nogal duister verleden. Na de aftocht van de Duitse
troepen en de terugkeer van de Britse en Amerikaanse legers naar hun vaderland
was het rekruteringsveld van Mit zo danig gekrompen dat ze met iemand als
Oktaaf vrede moest nemen.
Tot hij
dement werd en met hem geen land meer te bezeilen viel. Een heel verhaal, over
dat stel en de mensen uit hun omgeving is veel te vertellen en dat zullen we
dan maar doen. Geen boek, een verhaal, dat is afgesproken.
De oorlog
zat er voor veel tussen. De eerste man van Mit, Miel Klabots, was in de oorlog
op zee gebleven en had twee jonge kinderen Charles en Esther achter gelaten.
Mit was de dochter van Ware en Vika Janssens en de broer van Rikkepik die kort
na elkaar gestorven zijn, Ware Janssens was al eerder vrij jong gestorven. Ze
woonden lange tijd met zes gezellig en in een huis dat daar eigenlijk te klein
voor was. In dezelfde periode trouwde Esther en verliet Charles met grote ruzie
het huis. En plots zat ze nog alleen met Taffetaf in een huis dat nu veel te
groot was geworden. Ze was blij dat ze Gustaaf nog bij zich had en ze hoopte
dat ze nog enige jaren zou mogen profiteren van een rustige oude dag. Oktaaf kon
autorijden en dat was haar naar de zin, en van haar centen had ze een vierpaardje
gekocht, want zelf bezat hij geen rode duit, hij had nog niet genoeg om een
bromfiets te kopen. Maar Taffetaf zijn verstand begon achteruit te gaan, hij
lulde over een paard stierf kende hij niemand meer, nog het minste Mit die zo
goed voor hem had gezorgd. Aan twee eieren in de pan had hij niet genoeg, als
Mit vroeg of ze voor hem een eitje wilde bakken stak hij vijf vingers omhoog om
vijf eieren te eisen die hij moeiteloos tot zich nam, zeer tot ergernis van
haar moeder Vika, die nog leefde toen Mit haar ietwat ongure vriend als bed- en
tafelgenoot dat hij nooit heeft gehad en als hij sporadisch helder van geest
was gaf hij altijd af op Mit, op haar die zich over hem ontfermde toen hij
berooid uit Brussel was weergekeerd en hem vers eten, een warm bed, kostuums en
dus ook een auto verschafte. Het werd zo erg dat ze Taffetaf liet afvoeren en
toen hij in huis nam. Op het einde was het uiteraard beter dat zo iemand
stierf, hij zat in de weg, kostte alleen maar geld en het was misschien niet te
laat om wat anders en wat beters te vinden, een beetje geluk misschien en in
zijn geval moest de overheid hem maar ten laste nemen. Ze was nu, om het zo te
zeggen, verlost van een blok aan haar been, maar ze werd er niet jonger op en
de keerzijde van de medaille was dat zij nu niemand meer had en met zichzelf
geen blijf wist, uitstapjes met de auto waren verleden tijd want autorijden
stond zowat gelijk met een bovennatuurlijke gave. Haar kinderen zagen naar haar
niet veel meer om, dat ligt in de natuur van de mens en het was ook voor een
groot deel haar eigen schuld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten