DE HEMELFOBIEËN VAN DE
MANDARIJN
Originele
script voor
6
afleveringen van een dramatische
Tv-serie
Geschreven
door
Jules De Cort
FADE-IN
INT. CAFE STATIE DAG
De Manarijn
ziet overal racisten en mensen die hun medemens kleineren. Een lied als 'Geniet
van het leven, het duurt maar even is er al te veel aan. Dat is een belediging
voor de zieke, misdeelde en terminale mensen en patiënten. Dan gooit hij zich
op de deeltjesversneller die een nieuwe oerknal kan veroorzaken.
De
dagelijkse klanten staan aan de toog of zitten aan een tafel. MICHIELS, BELLEKENS
en GOETHALS zitten in hun hoek aan hun tafel.
COMMENTAARSTEM
(V.O.) Elk dorp heeft zijn gek, zijn
geleerde, zijn lapzwans,
zijn
hoerenloper, zijn Dikke Mie
en zijn
bezetene, maar Hellebeek heeft
daar
bovenop zijn mandarijn, in
de persoon
van Boris Dicktus, die wordt
geplaagd
door obsessies zoniet
ambities hoger
dan de Sint-Romboutstoren. Hij
is bang
dat de aarde zal leeglopen, bang
dat
god het zonnestelsel niet
meer zal
opwinden en zal stilvallen, bang
van
de neutronenbom maar dat
zijn we allemaal.
Hij noemt zichzelf een
sociaal- en
wetenschaps-filosoof zonder
nadere
toelichting van wat hij
daarmee bedoelt
en hij had het op zich
genomen ons en
de aarde van de totale
vernietiging te
redden. Hoe hij dat aan
boord gaat leggen
heeft hij ons nooit
verklapt, we zijn
het nog niet te weten
gekomen en het
blijft bij vermoedens.
Misschien ligt
het in zijn bedoeling ons en
de wereld
te redden door op te roepen
tot bidden
op massabijeenkomsten zoals
Amerikaanse
evangelisten dat voor elkaar
krijgen,
het kan maar hij is er nog
niet toe
gekomen. Is hij voornemens
een beweging
op gang te brengen, de
Broederschap van
het laatste oordeel of
zoiets? Maar dat
heeft hij ook niet verwezenlijkt,
onder
meer omdat hij zo diep in de
put
heeft gezeten dat hij op het
randje
van de waanzin heeft
gestaan. Constant
Michiels, alias de venijnige
dagbladschrijver Lucien
Terpentijn,
heeft er een keer voor
gezorgd dat Boris
nog in ons midden toeft en
geen einde
maakte aan een leven gevuld
met zoveel
naargeestige en warrige
gedachtekronkels
dat ieder van ons er aan ten
onder zou
zijn gegaan. Voorlopig denkt
hij er niet
meer aan idealisten aller
landen in een
bond te verenigen. Bij
andere
gelegenheden weerhield
simpele
berusting hem ervan
zelfmoord te plegen
of kreeg hij bijstand van een
deus ex
machina, allemaal
aanwijzingen dat hij
het niet echt meende met
zijn plannen
voor zelfdoding, hij wilde
aandacht,
maar wij trapten er toch in.
Zijn
geloof in God is totnogtoe ongeschonden
gebleven, hoewel het de
laatste tijd
enige deuken gekregen heeft zijn
geloof in de hemel begint om
te slaan
in twijfel. Hij maakt zich er
van af
door te geloven in ‘iets’ heel
hoog ver
weg in het heelal, daar is
ruimte, diep
beneden dat kan niet, daar is
de hel,
dat is door feiten afdoende
bewezen.
FADE-OUT
FADE-IN
INT. CAFE STATIE DAG
VICTOR
Als ik een verhaal zou
schrijven over
Boris Dicktus die, als hij hier
is, daar altijd in zijn hoek
achter een
boek zit te lezen, zou ik openen
met
te zeggen dat zijn voorkomen
zich
niet leent tot schuddebuiken.
Zijn
gelaat is langer dan dat van
een
normale Kaukasiër van bij
ons en van
ver lijkt het op het werkzame
einde van
een roeispaan, door zijn
vlassige,
lange sik nog langer gemaakt.
ERNEST
Zijn lang gezicht heeft hem de
bijnaam
van Mandarijn opgebracht.
Hij ziet
er altijd bedroefd uit,
zelfs als hij
uitgelaten lacht en heel
zijn gezicht
mee lacht, wat we hem niet
dikwijls
weten doen.
CONSTANT
De Mandarijn is niet meer
dan een
zelfverklaarde geleerde, een
deskundige maar geen echte
wetenschapper. Boris is een
zonderling met een gepaste
bijnaam,
geheel gesteld om ons te
behoeden
voor het grote gevaar dat
onze
melkweg, ons zonnestelsel en
bijgevolg onze aarde bedreigt.
Maar
niemand wil hem daar in
volgen, ik
toch niet, ik ben daar niet
slim
genoeg voor.
ERNEST
Bang kan hij ons niet maken met
zijn
onheilspellende uitspraken, we
laten
onze vrees in elk geval niet
blijken.
CONSTANT
Waarom lacht hij bijna nooit,
hij
is toch van Hellebeek.
VICTOR
Hij is niet echt van hier.
GERMAIN DE STOFFEERDER
(van aan de toog) Van waar komt hij dan,
uit Triestegem.
VICTOR
Niet iedereen van Hellebeek
moet
zich geroepen voelen om als
een halve
idioot door het leven te gaan
en te
lachen met alles wat een Hellebekenaar
maar enigszins koddig vindt.
Waarom is
die man zo somber. Omdat hij
zijn
vrouw verloren heeft zeker,
iedereen
zou in zijn geval zo zijn. Hoe lang
moet iemand om een
overledene rouwen?
Tot de dode bij leven 85 zou
geworden
zijn en dat er tegen die
leeftijd
waarschijnlijk niet veel zou
zijn
van overgeschoten
GABRIELLA DE WAARDIN
Een van zijn goede kanten is
dat hij
veel op café zit, de cafés
kunnen
rekenen op zijn financiële
steun. Hij
heeft aan de staat gewerkt, is
weduwnaar zonder kinderen en
heeft
een dik pensioen.
ERNEST
De ideale voorwaarden om
zich aan het
piekeren te zetten en pinten
te pakken.
CONSTANT
Daar kan ik over meepraten.
Maar
waarom wil hij ons betrekken
bij zijn
wetenschappelijke maar zo sombere
vooruitzichten, iets wat te
Hellebeek,
een dorp van spotvogels en
vrolijke
kwanten, niet voor de hand
lag.
VICTOR
Door mijn werk weet ik dat hij
een jaar
of tien, vijftien geleden
zwaar onder
druk hebt gestaan van dwangideeën.
Hij
ging zo goed als kapot aan de
internationale politieke toestand,
het
IJzeren Gordijn, de Koude
Oorlog, het
Midden-Oosten, kruitvaten
waar ik en
mijn vrouw Wiske ons geen
ballen van
aantrekken. Hij zit met heel
zijn wezen
te kampen tegen de dreiging van
de
roden uit de Sovjet-Unie, de
Islamieten
uit het hele Midden-Oosten
en de
roodgelen uit China, die elk
een
geduchte kernmacht op poten
hebben gezet.
De Amerikaanse raketten met
kernkop die
van Belgische bodem op Leningrad
en
Moskou zijn gericht, maken
ons tot
doelwit van de atoombommen
aan de
overkant. Als een bom ons treft
worden
we in vuur en vlam levend
gebraden zodat
onze huid in slierten van onze
lijven
hangt voordat we huilend van
pijn de
geest geven. Hij kan dat
niet van zich
afzetten.
ERNEST
Een beetje wel, nu je dat
zegt Victor, op
een van mijn wandelingen
kwam ik Virge
zijn vrouw tegen. Zij
vertelde mij dat
Boris de nodige
voorbereidselen
had getroffen om er in het
ergste geval zelf
een einde aan te maken. Hij
had een halve
kilo cyaankali ingeslagen,
genoeg om het hele
dorp uit te roeien maar de
inwoners zouden
daar niet zo scheutig op
zijn geweest. Op het
ogenblik dat Boris onder de
druk uit het
Oosten leek te bezwijken en
de bokaal met
vergif al van de zolder had
gehaald, kwamen
de geruststellende berichten
uit Moskou:
Michael Gorbatsjov deed de
wereld opgelucht
ademhalen, de perestrojka en
de glasnost
hadden het gehaald in het
rijk van het kwaad.
Met enige overdrijving mag worden
gezegd dat
Michael met de wijnvlek op zijn
voorhoofd,
de Satan had verslagen en
was ook de
engelbewaarder van Boris
geweest.
BORIS DICKTUS
(komt binnen gaat in een hoek zitten en
haalt een boek boven) Hadden jullie het
over mij.
ERNEST
Niet echt. Wij hebben ons
alleen maar
de vraag gesteld waar je zo
zit aan
te denken. Aan je overleden
vrouw.
BORIS
Ook, maar dat is rouwen en
niet denken.
Wat mij bezig houdt is dat
de kosmologie
zo onwezenlijk ingewikkeld
is, zo
uitsluitend weggelegd voor
hooggeleerde
bollen, dat een leek er
weinig kan
over zeggen zonder zich belachelijk
te maken. Maar toch heb ik
het
aangedurfd een theorie te
bedenken,
voor mezelf, ik denk er niet
aan
die voor te leggen aan de
academie
van wetenschappen. Ik heb
het over
mijn tijdstheorie. Er is ook
nog mijn
inleiding tot de kringlopen
en ander
groot onheil dat op ons
afkomt.
VICTOR
Tijdstheorie, leg dat eens
uit. Van
tijd weet ik alleen te
vertellen dat
het in de winter veel langer
donker
blijft dan in de zomer en ik
weet
wat daar de verklaring voor
is. En
verder moet ik passen.
BORIS
Om te beginnen heeft mijn
tijdstheorie
niets te maken met de duur
van het
daglicht, dat is doodgewoon
de kennis
van de jaargetijden. Mijn
tijdstheorie
is een zeer abstract begrip,
pure
wetenschap van eigen
vinding. Die heb
ik later getransformeerd
naar de
verschrikkelijke dreiging
van de grote
kringloop en de grote en de
kleine big
bang, waarin bang niet
betekent vrees
maar knal, de oerknal. Maar zelfmoord
of collectieve zelfmoord door
cyaankali
zitten er voor mij niet meer
in. Wat
komen moet zal komen. Mijn
vrouw Virge
heeft het giftige goedje
naar het depot
voor klein en zeer
gevaarlijk afval
gebracht. Wat ze er daar mee
hebben
uitgespookt is onduidelijk,
hopelijk
niet verwerkt in veevoeder,
een
vermageringsmiddel of een
schoonheidsproduct, ze zouden
niet
durven. Jullie mogen gerust
zijn.
KOZZE
Ik ben nooit ongerust
geweest maar jij
hebt nu weer een vrees ontwikkeld
voor
ander groot onheil, je zou
beter wat
meer drinken.
BORIS
Drink ik nog niet genoeg.
CONSTANT
Kom bij ons zitten.
BORIS
Dat had ik al eerder
willen vragen maar
ik durfde mij bij
zulke kleppers niet
opdringen.
VICTOR
Ik had nu al achter
mijn bureau op het
gemeentehuis moeten
zitten, maar
misschien kan ik
hier nog iets leren
van de Mandarijn.
BORIS
Van wie? De
Mandarijn.
ERNEST
Dat is de naam die
ze je gegeven hebben.
BORIS
Ik zal dat maar
opvatten als een erenaam,
zoals vroeger de
geuzen. Ik mag bij de
Grote Geesten aan
tafel, dat is nogal wat.
KOZZE
Je misstaat niet tussen
die mannen, Boris.
Jij bent even slim,
misschien wel slimmer.
BORIS
Ik wil jullie mening
horen over wat ik
met veel omwegen ga proberen
uit te leggen.
GERMAIN
Dat is niets voor mij. Ik ga
naar huis, ik
heb nog een paar matrassen
te vullen. Met
goede waar, Smid, niet met
stro. (gaat weg)
BORIS
Hahum. In een vraaggesprek
met een
ernstig weekblad zegt de
eminente
wetenschappelijke
onderzoeker
Yellowblue uit Amerika, dat
de
natuurkunde probeert de
werkelijkheid
waarin wij ons bevinden aan
het licht
te brengen. De klassieke
natuurkunde
van Newton, de speciale en
algemene
relativiteitstheorie van
Einstein,
de kwantumtheorie van
Planck, om
enkele mijlpalen uit de
fysica te
noemen en de zogenaamde
snaartheorie,
waar Yellowblue zelf op
topniveau aan
meewerkt, zijn daar
voorbeelden van.
De snaartheorie zou een probleem
kunnen oplossen waar wetenschappers
al zeventig jaar op zitten
te
vlassen. Einstein hoopte dat
het
probleem tijdens zijn leven
zou
worden opgelost. Zoals ik
geloofde
hij in God, een scheppende
God zou
het probleem een oplossing
moeten
geven, maar zo diepgelovig was
hij
nu ook weer niet om dat aan
te
nemen. De mens stelt zich al
duizenden jaren de vraag:
waarvan is
alles gemaakt. Wat is het
fundamenteelste stukje
materie?
Als je iets neemt en je hakt
het in
twee stukken, en die stukken
hak je
nog in kleinere stukken, en
die
stukken nog in kleinere
stukken en
zo tot in het oneindige, waar
eindigt
dat? Wat is het kleinste
ingrediënt
van de werkelijkheid?
CONSTANT
Als journalist ben ik min of
meer
gedwongen van alles op de
hoogte te
zijn. Ik denk dat ik weet waar
jij op
aanstuurt. Je gaat ons toch
geen elektronen, protonen, neutronen,
bosonen, hadronen, quarks,
gluonen,
leptonen en muonen in de
maag splitsen.
BORIS
Neen, niet volgens
Yellowblue. Het idee
van de snaartheorie is dat
er iets
bestaat dat nog kleiner is
dan al die
onen waarvan ze het bestaan
hebben
kunnen aantonen. Snaren zijn
heel
kleine draadjes die op
verschillende
manieren kunnen vibreren en
naargelang
de vibratie overgaan in
deeltjes van
het atoom, zoals elektronen,
quarks,
gluonen, leptonen enzovoort.
In Genève
wordt gewerkt aan een enorm
krachtige
deeltjesversneller, waar atomen
tegen
bijna de snelheid van het
licht,
worden verpletterd en
gespleten. Men
hoopt daar bewijsmateriaal
te vinden
voor het bestaan van snaren.
Direct
waarnemen is uitgesloten
omdat ze
veel te klein zijn. Ter
vergelijking:
als één atoom zo groot zou
zijn als
het hele universum, dan is
een snaar
maar zo groot als een boom.
Maar wat
ze misschien wél kunnen
zien, is een
soort vingerafdruk van een
snaar, iets
wat niet rechtstreeks zou
wijzen op
het bestaan ervan. Zekerheid
zullen ze
in Genève niet krijgen, maar
er is
hoop. De meeste aanhangers
van de
snaartheorie hebben het
gevoel dat
ze een belangrijk nieuw
inzicht op het
spoor zijn, nodig om hun
wiskundige
problemen op te lossen. Dat
is althans
wat ze hopen.
ERNEST
Dat kan tellen. Mijn brein
heeft zo
hard moeten werken dat het naar
adem
moet snakken.
CONSTANT
Dit gaat mijn petje bijna te
boven, ik
kan volgen omdat ik
beroepshalve die
teksten moet aankunnen.
VICTOR
Ik zit aan de rand van mijn
verstand.
Ik krijg er de rietepetiet van.
De andere
café bezoekers zijn niet blijven meeluisteren. Kozze de smid wil er geen
punthoofd op wagen en begint over de prijs van het constructiestaal tegen Odiel
Ottevaere de loodgieter
die het
wilde hebben over de prijs van lood.
BORIS
(drinkt met smakkende lippen van zijn glas) Wat
ik verteld heb is niet meer dan
de inhoud
van een weekbladartikel dat
mogelijk vele
lezers te zwaar moet geschenen
hebben. Ik
heb het niet alleen gelezen,
ik heb
gevolgtrekkingen gemaakt waar
jullie
niet hebben aan gedacht.
CONSTANT, ERNEST, VICOTR
(ad lib) Ik kijk er raar van op. Niet aan
gedacht. Waar wil je naartoe.
Ga verder,
geleerde man. Wat is nu het
gevaar, het
onheil. Het is gewoon een
grap.
BORIS
Het is helaas geen grap. Ik
leg het verder
uit. Een andere geleerde,
Purple, stelt
zich de vraag hoe het
mogelijk is dat
iemand zich niét zou
interesseren voor de
oerknaltheorie, de big bang.
Ik doe dat
wel. In mijn onbevangenheid,
ik ben niet
wiskundig geschoold en heb
maar een
oppervlakkige kennis van de
natuurwetenschappen, ben ik
op de gedachte
gekomen dat het kleinste
materiedeeltje
eigenlijk niet bestaat, of
uitsluitend
bestaat uit ‘tijd’. Voor mij
is een snaar,
of een kleiner bestanddeel
van de snaar, of
een nog kleiner bestanddeel
van het kleinere
bestanddeel van de snaar,
tot er niets anders
meer kan overblijven 'tijd’.
Tijd is een
vreemd gegeven als je het
loskoppelt van het
polshorloge en Einstein was
al tot de
bevinding gekomen dat in het
heelal bij
hoge snelheden de tijd tot
stilstand kan
komen. Tijd is altijd en
eeuwig en bestaat
op zich, tijd is zoals de muziekleer
het ons duidelijk maakt, oneindig,
ongeleed,
continu en homogeen, tijd is
die
mysterieuze stroom,
onafwendbaar reëel
en bij voortduring aanwezig.
Het kleinste
stofdeeltje moet
onvermijdelijk en
noodzakelijk samenvallen met
het
stofdeeltje dat geen stof
meer is,
tot in het oneindige kleiner
dan de
snaar, die op zich eigenlijk
al geen
stofdeeltje meer is, maar
een trilling
die de snelheid van het
licht haalt.
Dit laatste fundamenteelste
deeltje,
het tijdsdeeltje dat niet
echt meer bestaat,
zullen wij nooit kunnen aantonen
of
opwekken, de krachtigste
deeltjesversnellers
ten spijt. Professor
Einstein toonde aan
dat materie in energie kan
worden omgezet
en kondigde daarmee de
atoombom aan. Maar
als materie in tijd zou
worden omgezet, zitten
we bij de oerknal. Als dat
kan zou de mens
over het vermogen beschikken
zelf een
oerknal te veroorzaken. Zo
simpel is dat
allemaal. Het is dus geen
grap, het is
angstaanjagend.
Lange
stilte. Constant, Ernest en Victor kijken elkaar stilzwijgend aan.
BORIS
In mijn eenvoudige
denkwereld kan ik mij geen universum voorstellen zonder tijd die zich in alle
richtingen uitstrekt, tijd is er altijd geweest en zal er altijd zijn,
bijgevolg zullen zich altijd en overal oerknallen blijven voordoen, een
tijdsdeeltje dat geen deeltje meer is maar dat een heel universum omvat zal
altijd ergens een ander tijdsdeeltje ontmoeten en tot ontploffing komen, in het
geheel van de tijd is een miljard jaar nog geen honderdduizendste van een
seconde, dat is het wezen van de tijd. Er zijn zoveel universums als er tijdsdeeltjes
zijn, dat is oneindig, dat is moeilijk door het verstand te vatten, zelfs ik
begrijp het niet volledig. Mijn stelling zal nooit te bewijzen of te
falsifiëren, zelfs niet door Karl Popper, maar dat is een filosoof, geen
wetenschapper. Ik zet mijn theorie nog een stap verder. In de wereld, in alles
wat er is, zijn er verschillende snelheden. De snelheid van de trein, de
snelheid van het geluid, de snelheid van het licht. Maar wat met de snelheid
van de tijd? Die moet verschillen van de snelheid van het licht en een botsing
kan de oerknal veroorzaken. Maar was er al een lichtdeeltje voor de oerknal? Is
de tijd trager dan het licht dan zullen we ooit het verleden kunnen
achterhalen. Is de tijd sneller dan het licht, dan kunnen we de toekomst
achterhalen want dan beleven we nu wat al is gebeurd.
De drie
wijzen rimpelen hun voorhoofd.
ERNEST
Dat kan ik niet helemaal bevatten.
VICTOR
Ik moet afhaken, het is mij te ingewikkeld.
ERNEST
Wat deed je voor werk, heb je op het
atoomcentrum van Mol gewerkt en zat je daar
ook met problemen van die aard.
BORIS
Neen, ik werkte op het departement van
verkeer, was daar diensthoofd en dan is
alles gezegd. Ik heb veel tijd gehad om
nutteloze kennis op te doen.
De
wonderlijk belezen Michiels deed ook zijn inbreng: “Miljarden mensen op deze
wereld geloven dat een ‘geest’ alle stof en dus ook het menselijke verstand
heeft geschapen. Dat is geloof, wat jij vertelt is een poging tot wetenschap.
Je stelling zou de idealisten en de materialisten kunnen verzoenen. Het is een
antwoord op de vraag eeuwen geleden naar voren geschoven door de filosoof
Gottfried von Leibniz: ‘Waarom is er iets en niet niets?’ Daarbij moet je dat
niets niet voorstellen als lege ruimte, maar als een echt niets: geen materie,
geen energie, geen ruimte en geen ‘tijd’. Absoluut niets dus. Maar als jij
stelt dat materie gelijkstaat met tijd, zonder er alsnog een formule voor te
hebben omdat de wiskundige kennis je ontbreekt, dan moet het antwoord op
Gottlieb’s vraag zijn: er is wel ‘tijd’, ‘tijd’ in de vorm van een oneindig
klein, eigenlijk niet bestaand dingetje.
Boris
Dicktus zweeg even, mogelijk had Michiels zich slimmer getoond dan hij had
verwacht, of een even logische denker. Hij was blij dat iemand hem bijtrad, dat
hij dicht bij de waarheid zat maar die nog niet in een wiskundige formule kon
vastleggen. Hij zei nog: “De natuur houdt zich niet gelegen aan wiskundige
formules of eender welke theorie. De geleerden mogen berekeningen maken zoveel
ze willen om de natuur in een wiskundig model of een formule te dwingen, die
blijven hooguit een benadering.” Hij vroeg gespannen: “Mijn theorie is dus niet
belachelijk?”
“Neen
gedomme, maar waarom zit jij je daar suf over te denken? Waarom vind jij dit
allemaal zo belangrijk, je kunt er niets mee aanvangen, het is nutteloze
kennis,” zei Goethals die altijd al zijn oergedachten meer had gericht op
wezenlijke zaken zoals de plantengroei, nat en droog weer en een vrouwenlichaam
van onder tot boven, van binnen en van buiten, vooral van buiten en van
kortbij.
“Hola,” zei
Bellekens, “waarom zou een mens geen nutteloze kennis mogen verwerven. Volgens
wijsgeer lord Bertrand Russell is nutteloze wetenschap heilzamer dan wij
vermoeden, hij was er voor te vinden. Ik zelf, die niet geteisterd word door arbeidsplicht,
houd mij ook bezig met pseudo-wetenschap en pseudo-taalkunde. Waarom is er
bijvoorbeeld onderzoek gedaan om uit te maken dat sommige talen maar een paar
kleurwoorden beschikbaar hebben en andere een breed scala aan fijne nuances?
Kleuren kunnen aangeduid worden door vergelijking, eik, koper, als een citroen,
maar iedere taal kent ook een paar basistermen. Er is vastgesteld dat talen
altijd een woord hebben voor zwart en wit. Is er alleen zwart en wit dan moeten
alle andere kleuren door vergelijking of combinatie worden aangeduid. Als een
taal drie basistermen bezit, dan zijn dat altijd woorden voor wit, zwart en
rood. Nutteloze kennis maar verdomde interessant.”
“Ziedaar,” zei de Mandarijn, “nutteloze
kennis, bah, en die miljoenen sullen die elk weekeinde naar het voetbal gaan
kijken en daar achteraf geleerd over doen, memmen over stilstaande fasen,
boogballen, een-twee’s, box-to-one en dieptepassen, dat zijn nuttelozen die
ernstig worden genomen voor niets.”
“Allemaal
goed en wel,” zei Goethals, “met nutteloze kennis moet ik bij mijn schoonmoeder
niet afkomen, het moet opbrengen. Ik zie mij haar verdorie al uitleggen dat zij
bestaat uit atomen en moleculen en zij een gevolg is van de oerknal. Ze zou
niets eens weten waar ik het over heb.”
De
tussenkomst van Goethals, die helemaal niets er zake deed, beviel Dicktus niet
en hij bleef eerst vergramd zwijgen, kennelijk wilde Victor hem belachelijk
maken met wat onnozel gezeik over zijn schoonmama. Hij dronk zijn glas in een
keer uit en liep naar buiten zonder nog een woord te spreken, hoogstwaarschijnlijk
naar de volgende halte om daar zijn gram in bier te halen.
“Die heb je
op zijn teen getrapt,” zei Michiels, “hij is ervan overtuigd dat je hem
belachelijk hebt willen maken.”
“Niks van,”
zei Goethals, “ik heb hem op de realiteit gedrukt. Bellekens met zijn
kleurentheorie à la Goethe, dat heeft hem geraakt.”
“Ik heb hem
alleen maar willen steunen, hem afhelpen van zijn verdwazing,” zei Bellekens.
“Het is trouwens niet van Goethe.”
“Welke
verdwazing,” zei Michiels, “zo ver zit hij er niet naast. Mogelijk wist hij
niet van de onvoorstelbare leegte van het vacuüm van de luskwantumzwaartekracht:
geen geluid, geen licht, geen materie, geen ruimte. Het enige sprankje hoop om
aan de woestenij te ontkomen, wordt gevormd door de tijd.” Daar had niemand een
antwoord op. “Ik zal jullie gerust stellen,” zei Michiels, “dat citaat is niet
van mij.”
Met
dwanggedachten bleef Boris nog wel zitten. Hij was kwaad weggelopen van de drie
aan de geleerdentafel, maar na korte tijd was hij daar terug, eerst alleen aan
zijn tafel, dan schoof hij weer aan bij het driemanschap, hij had opnieuw wat
bedacht om zichzelf in de zorgen en de problemen te werken.
“Het leven
is een kringloop zoals alles een kringloop is.” De uitspraak waar hij mee begon
zou vanaf de kansel niet slecht hebben geklonken. “Een kringloop is het telkens
opnieuw doorlopen van een reeks toestanden of stadia, synoniemen zijn
cirkelgang en cyclus. Het is dus het zich bewegen in, het volgen van een
kringloop.”
Hij zocht
het soms wat ver. Hij bereed een nieuw stokpaardje, de kringlopen, een paar
willen we hier ter illustratie opsommen: kringloop van het water, kringloop van
afgedankte waren, de eeuwige cirkelgang tot de hongerdood van misleide blinde
trekmieren zoals was aangetoond door een proef met een petrischaal, waarbij de
arme diertjes op de reuk en de tast afgingen om het spoor van de ander tot de
dood te volgen, de ovulatie in vrouwelijke organismen, de geschiedenis in het algemeen
en die van de mensheid in het bijzondere, de melkweg ruimtelijk gezien, de
cyclus oerknal-zwart gat-oerknal (onrustwekkend), de kringloop van de planeten
in het zonnestelsel en de uiterst belangrijke kringloop van de maan om de
aarde. Dat waren tastbare voorbeelden die we ons met enige inspanning voor de
geest konden roepen. Hoorden daar nog bij een velodroom met renners, de baan
rond een sportterrein of looppiste, kleinere voorbeelden waren de mixer en de
passe-vite. Minder voor de hand liggend was de kringloop van de elektronen in
de elektronenschil rond de atoomkern, die tot de allerkleinste cyclus diende
gerekend. Duidelijk was dat hij veel van zijn geleerdheid uit dikke woordenboeken
en wegwijzers door de moderne scheikunde had gehaald en haast dwangmatig uit
zijn hoofd had geleerd.
Meer
abstracte, wijsgerige voorbeelden waar hij mee uitpakte waren de duistere
kringloop van het geld in oorlogstijd, die van de natuur, van de jaargetijden
eigenlijk hetzelfde als de natuur en niet echt onzichtbaar. Liefde is als een
kringloop van het leven, een golf van liefde verdringt een golf van lijden.
Chemische kringlopen als de koolstofkringloop, de kooldioxidecyclus die nog
niet helemaal was verklaard, vielen veel minder in het oog. Enige verbeelding
of kennis van de scheikunde hadden zijn toehoorders, over het algemeen
kroeglopers, kunnen helpen hem te begrijpen maar ze deden geen moeite om in te
zien dat het hier ging om een belangrijke kringloop, die van de stadia van de
omzetting van koolstof in suiker. Bij proeven bleek dat hij gelijk had, maar
wat hielp ons dat vooruit? De stikstofkringloop waar, naar hij beweerde alle
redelijke levende wezens van op de hoogte zouden moeten zijn, dat spraken wij
niet tegen, zou ons echt moeten boeien. Het ging namelijk over biologie en
evolutie, over een enkelvoudige cel die zich had ontwikkeld tot zoogdier,
waarvan de mens het Opperwezen was, maar dat was een vooringenomen standpunt.
Het zou een verplicht vak moeten zijn van in de basisschool tot aan de
universiteit. Maar zo ver hebben ze het nog niet gekregen, de lobby van de
bijbelvaste creationisten wringt tegen, die zien het anders of die zien
helemaal niets. Dat laatste beweerde Boris niet, dat beschouwde hij als
algemene kennis.
“Want,” zei
Boris, “als iets misloopt in een kringloop volgt onvermijdelijk een ramp, of
tenminste een ongeluk dat veel kwaad kan aanrichten en waar we allen de
nadelige gevolgen van dragen. Denk aan de orkanen, de tornado’s, de taifoens en
de tsoenami’s, allemaal storingen in de kringloop van de natuur. Om niet te
spreken van de afvalkringloop, geraakt die verstoord dan liggen onze straten
overmorgen tot de dakgoten opgevuld met afval, dan verdwijnen eerst de steden
en dan de dorpen onder mestvaalten en storten, bronnen van besmettelijke
ziektes die de mensheid zullen vierendelen, zoniet uitroeien. De oorzaak van
dat alles is ontegensprekelijk de wetenschap, in het bijzonder fysica en chemie
en de technische en industriële toepassing van die wetenschappelijke vondsten,
met als verder gevolg overconsumptie. De wetenschap is in wezen de vijandige
kringloop die wij te lijf moeten gaan om ons lijf te redden.” Dat laatste was
een niet te best geformuleerde waarschuwing, met een wat ongelukkig binnenrijm.
Dat alles
smeerde hij niet in een keer op onze boterham, hij sprak ook niet alle dagen.
Hij nam zijn tijd, haalde een of twee voorbeelden aan en zweeg vervolgens om
verder te lezen en de nieuwsgierigen onder ons hun nek te doen rekken. Maar de
laatste weken werd hij actiever, in die zin dat hij bijna dagelijks over een of
andere kringloop zijn visie begon te geven, interessant voor wie er
belangstelling voor had en dat waren er meer dan men onder gewoon stamineevolk
zou verwachten.
“Alles moet
draaien zij hij, maar niet te snel, de snelheid moet in overeenstemming blijven
met de aard van het systeem.” Filosofisch aangelegde toehoorders deden dat zij
hem begrepen, de anderen dronken een slok van hun bier en sneden een meer als
cafépraat geschikt onderwerp aan. Ze hadden hun twijfels dat Boris gek begon te
worden, of dement, dat is tegenwoordig het gebruikelijke eufemisme voor zot.
Boris had
gelezen dat ze er in de CERN (Centre Européen de Recherches Nucléaires), het
Europees Centrum voor Kernonderzoek, in waren geslaagd een ‘kleine oerknal’ na
te bootsen. Dat deden ze door in een deeltjesversneller loodionen (hier komt
het) tegen een doelwit te laten knallen in de hoop de kleinste
basisbestanddelen van de materie uit elkaar te halen, protonen en neutronen te
splitsen in quarks en al wat daarnaast voor geheimzinnig onmeetbaar klein
gespuis bestaat. Met dat experiment creëerden ze temperaturen 100.000 keer
heter dan de kern van de zon en dichtheden twintig keer groter dan de nucleaire
materie. Hierdoor deden ze de quarks en de krachtvelden even uit elkaar gaan en
daardoor ontstond een toestand van materie die gedurende 15 miljard jaar, sinds
de grote oerknal niet meer in het heelal was voorgekomen.
Wat hij
vertelde was in wezen niet meer dan een proef die in de streek van Genève op
onze kosten was gedaan, zonder veel meer praktische waarde dan uit te zoeken
hoe de wereld in elkaar zit, maar voor Boris zat er veel meer achter, het
bracht hem nogmaals in een toestand van doodsangst en depressie. Ziehier
waarom. Een kleine oerknal, vreesde hij, en veel van zijn toehoorders voorlopig
nog op caféniveau, begonnen zijn vrees te delen, is in staat de aarde uit haar
baan om de zon te schieten en dan is het gedaan, dan stevenen wij ofwel af op
de zon en vinden een verschrikkelijke dood in een vuurgloed, of we verwijderen
ons van de zon en dan bevriezen we tot levende fossielen en dat is al even erg
want het duurt veel langer tot we dood zijn.
Daar hield
zijn profetie niet mee op. “Het einde van de wereld,” zei hij een paar dagen
later doodsbang, “is niet meer in handen van God maar van de wereld van de wetenschap,
met hun goddeloze cyclotron, synchrotron of synchrocyclotron, ze verzinnen maar
namen voor de meest vervloekte kringloop, die met protonen de materie
bombardeert die God geschapen heeft. Ze vallen de schepping aan van God zelf,
de bouwstenen die hij heeft geschapen om alles te maken wat er in ons heelal
is, staan ze op het punt te vernietigen.”
Boris doelde
op de enorm krachtige deeltjesversneller, de Large Hadron Collider, waar door
de door hem vermaledijde CERN aan werd gewerkt. Hiermee schoof hij de schuld
voor het naderende einde van de wereld op de wetenschap en niet op God, die had
geen mensenhulp nodig om te doen waar hij zin in had. De werking van die nieuwe
enorme deeltjesversneller zou zelfs de deeltjes kleiner dan de snaren doen uiteenspatten,
de tijd doen ontploffen, nu de kritieke lengte van het kapitalen verslindende
duivelstuig was bereikt. Als de tijd ontploft, vergaat de wereld en is het
voorbij met pinten drinken en kinderen verwekken, riep hij haast hysterisch,
ten overstaan van nu wel dertig of veertig toehoorders die over zijn lering
hadden gehoord en naar hem begonnen te luisteren; een extremistische partij
begint altijd in het klein.
“We moeten
er wat tegen doen,” tierde hij, “ofwel met een pak volk optrekken naar Zwitserland
om ze daar te beletten hun duivels werk te doen, of massaal zelfmoord plegen.”
Hij dacht aan zijn halve kilo cyaankali en wist blijkbaar niet dat zijn Virge
het goedje had weggedaan.
Het was
nooit tot ons doorgedrongen dat Boris Dicktus zo diepgelovig was. We waren niet
zeker dat hij op zondag naar de mis ging omdat we zelf niet gingen. Michiels
vroeg hem, of hij zo diep in God geloofde. Boris zei dat de boodschap van het
evangelie al vroeger tot hem was doorgedrongen en nu in het aanschijn van het
laatste oordeel wilde hij zijn kansen op eeuwige zaligheid niet vergooien, een
beetje vroomheid zou ook Michiels niet schaden, vond hij.
Michiels
begreep dat hij moest optreden om Boris te verlossen van zijn nieuwe obsessie
die dramatische vormen begon aan te nemen en om te voorkomen dat hij een
beweging tegen het wetenschappelijk denken op gang zou brengen, van dat soort
waren er al genoeg, Bijbel- en Korangeleerden die de wetenschap een kwaad hart
toedroegen en verkondigden dat alle heil zit opgeborgen in een ouwel of een
bidmatje. Toegegeven, Dicktus met zijn roeispaangezicht was er de figuur niet
naar, maar men weet nooit, Mussolini, Hitler en Degrelle waren ook belachelijke
figuren, om alleen die te noemen. Enigszins verontrust besprak hij het geval
Boris met zijn collega Koen Ceulemans die op De Auroor de wetenschappelijke rubriek redigeerde. Hij legde hem
uit dat Boris van een waanzinnige tijdstheorie was bezeten, hij beweerde dat
tijd en ruimte de kleinste stofdeeltjes waren die eigenlijk niet meer bestaan,
waardoor alles verklaard wordt zelfs de antimaterie, hij geloofde erin als
alleen gekken dat kunnen en tegen ieder die het horen wilde, en dat was een
groeiend aantal, zei hij dat het supercyclotron die Europa in de omgeving van
Genève bouwde krachtig genoeg was om de tijd aan scherven te schieten en
zodoende een kleine of een grote oerknal te ontketenen, alle twee voldoende om
de vernietiging van ons planetenstelsel te veroorzaken, tegen de wil van zijn
God in.
Koen had
aandachtig geluisterd, daar zat wat in en hij beloofde er mee naar professor
Kop van de Universiteit te gaan. Dat deed hij en kort daarna verscheen een
merkwaardig artikel in De Auroor. De
professor had diep nagedacht over wat hij van Boris Dicktus via Koen Ceulemans
en Constant Michiels te horen had gekregen en tegen hun verwachting in gewoon
gezegd: als hij kon aantonen dat die tijdstheorie van mijnheer Dicktus niet
zomaar te weerleggen was, hij de algemene relativiteitstheorie en de
kwantummechanica met elkaar kon verzoenen, dan was de snarentheorie ook geldig
en dan had hij de Nobelprijs binnen bereik. Wat betrof het beschieten van
materie in een monsterachtige deeltjesversneller die tot het kleinste
stofdeeltje, de tijd, zou doordringen, daar hoefden de mensen zich geen zorgen
om te maken. Om dat te bereiken zou een synchrocyclotron zo groot als ons zonnestelsel
nodig zijn en dat was niet realiseerbaar. De professor had er een voor de leek
onbegrijpelijke wiskundige vergelijking aan vastgehaakt, gelijkend op die van
professor Einstein, men weet wel, energie is gelijk aan dit gedeeld door dat.
Het artikel
wekte nogal wat opschudding, natuurlijk ook in De Ark, een afspanning die
gelukkig in het artikel niet werd vermeld, anders zou het geen leven meer
geweest zijn door de grote toeloop van nieuwsgierigen, fanatici en gelukkig ook
lachers. Boris las en herlas het stuk en was uiteindelijk gerustgesteld. “Zie
je wel dat ik gelijk heb,” zei hij, “en dat ik met reden bang was voor groot
onheil. Natuurlijk sta ik wiskundig niet sterk genoeg om te berekenen hoe groot
die cyclotron had moeten zijn. Nu kan ik weer op mijn twee oren slapen.”
Maar dat kon
hij nog niet, want geen maand later haalde hij zich een volgende dwanggedachte
op het lijf. Altijd op zijn hoede voor de grote gevaren die de aarde
bedreigden, was hij nu gestruikeld in een zwart gat. In ons melkwegstelsel was
een zwart gat ontdekt. Het melkwegstelsel, dat was het stelsel binnen ons
gezichtsveld, dat was gevaarlijk dicht in de buurt. Hij kreeg eerst de
joolmakers tegen zich als hij sprak over een zwart gat in trechtervorm. Zo was
Hellebeek, daar lachten ze met de ernstigste zaken, ook met de dood en met
liefdesverdriet. Hij mocht van geluk spreken dat hij al de Mandarijn was gedoopt,
anders kon hij zijn leven slijten met de naam Zwart Gat aan zijn gat. Maar het
lachen bestierf op hun lippen als hij het bestaan van een tweede zwart gat
aankondigde en verklaarde wat een zwart gat eigenlijk doet. Een zwart gat is
een opperste concentratie van materie met zo grote zwaartekracht dat licht en
andere materiedeeltjes in de grenszone van een zwart gat onweerstaanbaar en
onvermijdelijk in de trechter worden opgeslorpt. Als de aarde in het aantrekkingsveld
van een zwart gat terecht komt zou ze in een fractie van een seconde worden
samengedrukt tot een bol ter grootte van een knikker, ja zelfs tot een stofdeeltje
zo klein dat het niet te meten is, tot een miljoenste van een millimeter,
m.a.w. een nanometer of nog kleiner. We zouden het waarschijnlijk niet gewaar
worden, zo snel zou het gaan. Een onopgemerkte plotse versnelling van de
aardbol tot de snelheid van het licht en hocus pocus foetsie, gedaan ermee. Germain
de stoffeerder en Kozze de smid waren niet de enigen die zich minder op hun
gemak begonnen te voelen.
In plaats
van zoals gewoonlijk in een dwangneurose te komen nam Boris de dreiging van het
zwarte gat gelaten op. Hij besefte dat er niets tegen te beginnen was, geen
bond, geen manifestatie, geen kettingbrieven. Gebeden misschien, maar zwarte
gaten waren ons lot, door God geschapen om ons te laten voelen hoe klein we
zijn. Boris zou Boris niet zijn als hij er de volgende theorie niet bij had
ontwikkeld. Er zullen steeds meer zwarte gaten worden ontdekt, tot het zover
komt dat het ene zwarte gat het andere opslorpt, tot er nog een overblijft dat
alle materie van het heelal opslorpt in een enkele oneindig kleine kern, tot de
spanning van de aanwezige krachten zo groot wordt dat een oerknal volgt en
alles van voren af aan opnieuw begint. De wetten van de thermodynamica zullen
er met de hulp van God wel voor zorgen dat er opnieuw leven ontstaat en
evolueert naar de mens als hoogtepunt die opnieuw God zal aanbidden. Zo is God,
de enige die niet weet wat tijd eigenlijk is.
Dat was nog
niet zo slecht beredeneerd voor een zelfgefokte geleerde, de echte professoren
zouden wel zeggen dat hij onzin uitkraamde om achteraf met hetzelfde voor de
dag te komen, in een wiskundig kleedje gestoken. Boris wist dat daar niets was
tegen de te doen, als hij voor zichzelf maar gelijk kreeg.
Wat we bij
dat alles met onze ogen toe zagen, was dat Boris harder begon te drinken. “Een
voorafname op het deel van de Nobelprijs dat mij eerlijkheidshalve toekomt,”
zei hij, als Goethals hem voorzichtig een opmerking maakte over zijn overdreven
drankverbruik. Victor was niet voor niets een leidinggevende en vooral
gewetensvolle figuur van de dienst voor maatschappelijk welzijn.
Maar nog was
het niet gedaan met de fobies van Boris. Hij las veel en toevallig was hij op
een boek gevallen dat een samenvatting gaf van het leven en de denkwijzen van
de Duitse wijsgeer Gottfried von Leibniz. Daarin stootte hij op een alinea die
hij niet volledig begreep, maar het kwam erop neer dat Leibniz had proberen te
verklaren waar de planeten hun energie vandaan haalden om rond de zon te blijven
draaien, want hij geloofde niet in een perpetuum mobile en de zwaartekracht
volstond niet. Newton had gesuggereerd dat de kans bestond dat God uiteindelijk
zou moeten ingrijpen om de planeten opnieuw in hun gewone baan te laten
draaien. Volgens Leibniz impliceerde dit dat het uurwerk van de natuur
onvermijdelijk tot stilstand zou komen tenzij God het van tijd tot tijd opwond
zoals een klok moet worden opgewonden. God zou met andere woorden een toestand
van entropie voorkomen, waarin alle energie gelijkelijk zou zijn verdeeld en
waardoor er niets meer kon gebeuren. Het bezwaar van Leibniz was theologisch
van aard, het was godslastering om te veronderstellen dat God zijn eigen
schepping zou moeten corrigeren, maar anderzijds kwam de onderstelling dat de
schepping zonder God zou kunnen functioneren neer op atheïsme. Met dat soort
tegenstrijdige vragen zou Boris blijven zitten, zijn leven lang, maar de Grote
Geesten lieten zich daar niet aan vangen.
Hoe
onbegrijpelijk dit ook was voor een niet filosofisch en wetenschappelijk
geschoold individu als Boris Dicktus en wij, de onnutten van Hellebeek, hij nam
er genoegen mee, hij was er nu van overtuigd dat alles wat er bestond in handen
was van God en tegen God was niets te beginnen, alleen maar dat te denken was
godslastering. Hij had het niet kunnen laten er toch een bedenking bij te
maken: kon de energie die het heelal vulde niet voortkomen uit de eeuwige val
van alle hemellichamen, met andere woorden uit de eeuwigdurende zwaartekracht?
Daar had hij nog geen oplossing voor bedacht die hem voldeed. Het is
vastgesteld dat het heelal eindeloos expandeert, dus ook onze melkweg, ons
zonnestelsel en aarde verwijderen zich tegen onmeetbare snelheid van elkaar.
Dat is de eeuwigdurende val en eeuwigdurende zwaartekracht. Maar wat met de
ruimtetuigen die om de aarde zweven en waarin de zwaartekracht is overwonnen?
Ha, die zwaartekracht is tijdelijk overwonnen door de geweldige energie die er
in de stuwraketten is gestopt, maar na verloop van tijd zullen die ruimtestations
onomkeerbaar weer door de zwaartekracht van de aarde worden aangetrokken. Dat
is gebleken
Daarna
stopte hij onverwacht met het lezen van pseudo-wetenschappelijke artikelen in
kranten, magazines en populariserende werken en las alleen nog tekenverhalen,
met dien verstande dat hij alles vermeed wat met wetenschap te maken had, zoals
sprietatomen, tijdmachines en supermannen uit de ruimte en was een gelukkig,
rustig, bier drinkende man voor zo lang hij nog te leven had. En soms, als hij
heel zat was, mompelde hij woorden die vaag deden vermoeden dat ook bij hem de
twijfel aan een Opperwezen begon te vreten, want, zei hij, als een snaar het
hele wezen is van wat er bestaat, is God ook een snaar, maar een snaar bestaat
niet, dat is alleen maar een trilling van de tijd. Wat hij verder mompelde was
alleen voor hem verstaanbaar: massa is gelijk aan energie is gelijk aan tijd,
een vooralsnog niet erkende, zelfs niet bestaande formule, wees gewaarschuwd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten