woensdag 26 juli 2017

26 DE HEMELFOBIEEN VAN ONZE MANDARIJN








DE HEMELFOBIEËN VAN DE MANDARIJN


Originele script voor

6 afleveringen van een dramatische

Tv-serie

Geschreven door

Jules De Cort
























FADE-IN

INT.               CAFE STATIE            DAG

De Manarijn ziet overal racisten en mensen die hun medemens kleineren. Een lied als 'Geniet van het leven, het duurt maar even is er al te veel aan. Dat is een belediging voor de zieke, misdeelde en terminale mensen en patiënten. Dan gooit hij zich op de deeltjesversneller die een nieuwe oerknal kan veroorzaken.





De dagelijkse klanten staan aan de toog of zitten aan een tafel. MICHIELS, BELLEKENS en GOETHALS zitten in hun hoek aan hun tafel.

COMMENTAARSTEM
(V.O.) Elk dorp heeft zijn gek, zijn
geleerde, zijn lapzwans, zijn
hoerenloper, zijn Dikke Mie en zijn
bezetene, maar Hellebeek heeft daar
bovenop zijn mandarijn, in de persoon
van Boris Dicktus, die wordt geplaagd
door obsessies zoniet ambities hoger
dan de Sint-Romboutstoren. Hij is bang
dat de aarde zal leeglopen, bang dat
god het zonnestelsel niet meer zal
opwinden en zal stilvallen, bang van
de neutronenbom maar dat zijn we allemaal.
Hij noemt zichzelf een sociaal- en
wetenschaps-filosoof zonder nadere
toelichting van wat hij daarmee bedoelt
en hij had het op zich genomen ons en
de aarde van de totale vernietiging te
redden. Hoe hij dat aan boord gaat leggen
heeft hij ons nooit verklapt, we zijn
het nog niet te weten gekomen en het
blijft bij vermoedens. Misschien ligt
het in zijn bedoeling ons en de wereld
te redden door op te roepen tot bidden
op massabijeenkomsten zoals Amerikaanse
evangelisten dat voor elkaar krijgen,
het kan maar hij is er nog niet toe
gekomen. Is hij voornemens een beweging
op gang te brengen, de Broederschap van
het laatste oordeel of zoiets? Maar dat
heeft hij ook niet verwezenlijkt, onder
meer omdat hij zo diep in de put
heeft gezeten dat hij op het randje
van de waanzin heeft gestaan. Constant
Michiels, alias de venijnige
dagbladschrijver Lucien Terpentijn,
heeft er een keer voor gezorgd dat Boris
nog in ons midden toeft en geen einde
maakte aan een leven gevuld met zoveel
naargeestige en warrige gedachtekronkels
dat ieder van ons er aan ten onder zou
zijn gegaan. Voorlopig denkt hij er niet
meer aan idealisten aller landen in een
bond te verenigen. Bij andere
gelegenheden weerhield simpele
berusting hem ervan zelfmoord te plegen
of kreeg hij bijstand van een deus ex
machina, allemaal aanwijzingen dat hij
het niet echt meende met zijn plannen
voor zelfdoding, hij wilde aandacht,
maar wij trapten er toch in. Zijn
geloof in God is totnogtoe ongeschonden
gebleven, hoewel het de laatste tijd
enige deuken gekregen heeft zijn
geloof in de hemel begint om te slaan
in twijfel. Hij maakt zich er van af
door te geloven in ‘iets’ heel hoog ver
weg in het heelal, daar is ruimte, diep
beneden dat kan niet, daar is de hel,
dat is door feiten afdoende bewezen.

FADE-OUT

FADE-IN

INT.                   CAFE STATIE               DAG

VICTOR
Als ik een verhaal zou schrijven over
Boris Dicktus die, als hij hier
is, daar altijd in zijn hoek achter een
boek zit te lezen, zou ik openen met
te zeggen dat zijn voorkomen zich
niet leent tot schuddebuiken. Zijn
gelaat is langer dan dat van een
normale Kaukasiër van bij ons en van
ver lijkt het op het werkzame einde van
een roeispaan, door zijn vlassige,
lange sik nog langer gemaakt.


ERNEST
Zijn lang gezicht heeft hem de bijnaam
van Mandarijn opgebracht. Hij ziet
er altijd bedroefd uit, zelfs als hij
uitgelaten lacht en heel zijn gezicht
mee lacht, wat we hem niet dikwijls
weten doen.

CONSTANT
De Mandarijn is niet meer dan een
zelfverklaarde geleerde, een
deskundige maar geen echte
wetenschapper. Boris is een
zonderling met een gepaste bijnaam,
geheel gesteld om ons te behoeden
voor het grote gevaar dat onze
melkweg, ons zonnestelsel en
bijgevolg onze aarde bedreigt. Maar
niemand wil hem daar in volgen, ik
toch niet, ik ben daar niet slim
genoeg voor.

ERNEST
Bang kan hij ons niet maken met zijn
onheilspellende uitspraken, we laten
onze vrees in elk geval niet blijken.

CONSTANT
Waarom lacht hij bijna nooit, hij
is toch van Hellebeek.

VICTOR
Hij is niet echt van hier.

GERMAIN DE STOFFEERDER
(van aan de toog) Van waar komt hij dan,
uit Triestegem.

VICTOR
Niet iedereen van Hellebeek moet
zich geroepen voelen om als een halve
idioot door het leven te gaan en te
lachen met alles wat een Hellebekenaar
maar enigszins koddig vindt. Waarom is
die man zo somber. Omdat hij zijn
vrouw verloren heeft zeker, iedereen
zou in zijn geval zo zijn. Hoe lang
moet iemand om een overledene rouwen?
Tot de dode bij leven 85 zou geworden
zijn en dat er tegen die leeftijd
waarschijnlijk niet veel zou zijn
van overgeschoten

GABRIELLA DE WAARDIN
Een van zijn goede kanten is dat hij
veel op café zit, de cafés kunnen
rekenen op zijn financiële steun. Hij
heeft aan de staat gewerkt, is
weduwnaar zonder kinderen en heeft
een dik pensioen.

ERNEST
De ideale voorwaarden om zich aan het
piekeren te zetten en pinten te pakken.

CONSTANT
Daar kan ik over meepraten. Maar
waarom wil hij ons betrekken bij zijn
wetenschappelijke maar zo sombere
vooruitzichten, iets wat te Hellebeek,
een dorp van spotvogels en vrolijke
kwanten, niet voor de hand lag.

VICTOR
Door mijn werk weet ik dat hij een jaar
of tien, vijftien geleden zwaar onder
druk hebt gestaan van dwangideeën. Hij
ging zo goed als kapot aan de
internationale politieke toestand, het
IJzeren Gordijn, de Koude Oorlog, het
Midden-Oosten, kruitvaten waar ik en
mijn vrouw Wiske ons geen ballen van
aantrekken. Hij zit met heel zijn wezen
te kampen tegen de dreiging van de
roden uit de Sovjet-Unie, de Islamieten
uit het hele Midden-Oosten en de
roodgelen uit China, die elk een
geduchte kernmacht op poten hebben gezet.
De Amerikaanse raketten met kernkop die
van Belgische bodem op Leningrad en
Moskou zijn gericht, maken ons tot
doelwit van de atoombommen aan de
overkant. Als een bom ons treft worden
we in vuur en vlam levend gebraden zodat
onze huid in slierten van onze lijven
hangt voordat we huilend van pijn de
geest geven. Hij kan dat niet van zich
afzetten.

ERNEST
Een beetje wel, nu je dat zegt Victor, op
een van mijn wandelingen kwam ik Virge
zijn vrouw tegen. Zij vertelde mij dat
Boris de nodige voorbereidselen
had getroffen om er in het ergste geval zelf
een einde aan te maken. Hij had een halve
kilo cyaankali ingeslagen, genoeg om het hele
dorp uit te roeien maar de inwoners zouden
daar niet zo scheutig op zijn geweest. Op het
ogenblik dat Boris onder de druk uit het
Oosten leek te bezwijken en de bokaal met
vergif al van de zolder had gehaald, kwamen
de geruststellende berichten uit Moskou:
Michael Gorbatsjov deed de wereld opgelucht
ademhalen, de perestrojka en de glasnost
hadden het gehaald in het rijk van het kwaad.
Met enige overdrijving mag worden gezegd dat
Michael met de wijnvlek op zijn voorhoofd,
de Satan had verslagen en was ook de
engelbewaarder van Boris geweest.

BORIS DICKTUS
(komt binnen gaat in een hoek zitten en
haalt een boek boven) Hadden jullie het
over mij.

ERNEST
Niet echt. Wij hebben ons alleen maar
de vraag gesteld waar je zo zit aan
te denken. Aan je overleden vrouw.

BORIS
Ook, maar dat is rouwen en niet denken.
Wat mij bezig houdt is dat de kosmologie
zo onwezenlijk ingewikkeld is, zo
uitsluitend weggelegd voor hooggeleerde
bollen, dat een leek er weinig kan
over zeggen zonder zich belachelijk
te maken. Maar toch heb ik het
aangedurfd een theorie te bedenken,
voor mezelf, ik denk er niet aan
die voor te leggen aan de academie
van wetenschappen. Ik heb het over
mijn tijdstheorie. Er is ook nog mijn
inleiding tot de kringlopen en ander
groot onheil dat op ons afkomt.


VICTOR
Tijdstheorie, leg dat eens uit. Van
tijd weet ik alleen te vertellen dat
het in de winter veel langer donker
blijft dan in de zomer en ik weet
wat daar de verklaring voor is. En
verder moet ik passen.

BORIS
Om te beginnen heeft mijn tijdstheorie
niets te maken met de duur van het
daglicht, dat is doodgewoon de kennis
van de jaargetijden. Mijn tijdstheorie
is een zeer abstract begrip, pure
wetenschap van eigen vinding. Die heb
ik later getransformeerd naar de
verschrikkelijke dreiging van de grote
kringloop en de grote en de kleine big
bang, waarin bang niet betekent vrees
maar knal, de oerknal. Maar zelfmoord
of collectieve zelfmoord door cyaankali
zitten er voor mij niet meer in. Wat
komen moet zal komen. Mijn vrouw Virge
heeft het giftige goedje naar het depot
voor klein en zeer gevaarlijk afval
gebracht. Wat ze er daar mee hebben
uitgespookt is onduidelijk, hopelijk
niet verwerkt in veevoeder, een
vermageringsmiddel of een
schoonheidsproduct, ze zouden niet
durven. Jullie mogen gerust zijn.

KOZZE
Ik ben nooit ongerust geweest maar jij
hebt nu weer een vrees ontwikkeld voor
ander groot onheil, je zou beter wat
meer drinken.

BORIS
Drink ik nog niet genoeg.

CONSTANT
Kom bij ons zitten.

BORIS
Dat had ik al eerder willen vragen maar
ik durfde mij bij zulke kleppers niet
opdringen.

VICTOR
Ik had nu al achter mijn bureau op het
gemeentehuis moeten zitten, maar
misschien kan ik hier nog iets leren
van de Mandarijn.

BORIS
Van wie? De Mandarijn.

ERNEST
Dat is de naam die ze je gegeven hebben.

BORIS
Ik zal dat maar opvatten als een erenaam,
zoals vroeger de geuzen. Ik mag bij de
Grote Geesten aan tafel, dat is nogal wat.

KOZZE
Je misstaat niet tussen die mannen, Boris.
Jij bent even slim, misschien wel slimmer.

BORIS
Ik wil jullie mening horen over wat ik
met veel omwegen ga proberen uit te leggen.

GERMAIN
Dat is niets voor mij. Ik ga naar huis, ik
heb nog een paar matrassen te vullen. Met
goede waar, Smid, niet met stro. (gaat weg)

BORIS
Hahum. In een vraaggesprek met een
ernstig weekblad zegt de eminente
wetenschappelijke onderzoeker
Yellowblue uit Amerika, dat de
natuurkunde probeert de werkelijkheid
waarin wij ons bevinden aan het licht
te brengen. De klassieke natuurkunde
van Newton, de speciale en algemene
relativiteitstheorie van Einstein,
de kwantumtheorie van Planck, om
enkele mijlpalen uit de fysica te
noemen en de zogenaamde snaartheorie,
waar Yellowblue zelf op topniveau aan
meewerkt, zijn daar voorbeelden van.
De snaartheorie zou een probleem
kunnen oplossen waar wetenschappers
al zeventig jaar op zitten te
vlassen. Einstein hoopte dat het
probleem tijdens zijn leven zou
worden opgelost. Zoals ik geloofde
hij in God, een scheppende God zou
het probleem een oplossing moeten
geven, maar zo diepgelovig was hij
nu ook weer niet om dat aan te
nemen. De mens stelt zich al
duizenden jaren de vraag: waarvan is
alles gemaakt. Wat is het
fundamenteelste stukje materie?
Als je iets neemt en je hakt het in
twee stukken, en die stukken hak je
nog in kleinere stukken, en die
stukken nog in kleinere stukken en
zo tot in het oneindige, waar eindigt
dat? Wat is het kleinste ingrediënt
van de werkelijkheid?

CONSTANT
Als journalist ben ik min of meer
gedwongen van alles op de hoogte te
zijn. Ik denk dat ik weet waar jij op
aanstuurt. Je gaat ons toch
geen elektronen,  protonen, neutronen,
bosonen, hadronen, quarks, gluonen,
leptonen en muonen in de maag splitsen.

BORIS
Neen, niet volgens Yellowblue. Het idee
van de snaartheorie is dat er iets
bestaat dat nog kleiner is dan al die
onen waarvan ze het bestaan hebben
kunnen aantonen. Snaren zijn heel
kleine draadjes die op verschillende
manieren kunnen vibreren en naargelang
de vibratie overgaan in deeltjes van
het atoom, zoals elektronen, quarks,
gluonen, leptonen enzovoort. In Genève
wordt gewerkt aan een enorm krachtige
deeltjesversneller, waar atomen tegen
bijna de snelheid van het licht,
worden verpletterd en gespleten. Men
hoopt daar bewijsmateriaal te vinden
voor het bestaan van snaren. Direct
waarnemen is uitgesloten omdat ze
veel te klein zijn. Ter vergelijking:
als één atoom zo groot zou zijn als
het hele universum, dan is een snaar
maar zo groot als een boom. Maar wat
ze misschien wél kunnen zien, is een
soort vingerafdruk van een snaar, iets
wat niet rechtstreeks zou wijzen op
het bestaan ervan. Zekerheid zullen ze
in Genève niet krijgen, maar er is
hoop. De meeste aanhangers van de
snaartheorie hebben het gevoel dat
ze een belangrijk nieuw inzicht op het
spoor zijn, nodig om hun wiskundige
problemen op te lossen. Dat is althans
wat ze hopen.

ERNEST
Dat kan tellen. Mijn brein heeft zo
hard moeten werken dat het naar adem
moet snakken.

CONSTANT
Dit gaat mijn petje bijna te boven, ik
kan volgen omdat ik beroepshalve die
teksten moet aankunnen.

VICTOR
Ik zit aan de rand van mijn verstand.
Ik krijg er de rietepetiet van.

De andere café bezoekers zijn niet blijven meeluisteren. Kozze de smid wil er geen punthoofd op wagen en begint over de prijs van het constructiestaal tegen Odiel Ottevaere de loodgieter
die het wilde hebben over de prijs van lood.

BORIS
(drinkt met smakkende lippen van zijn glas) Wat
ik verteld heb is niet meer dan de inhoud
van een weekbladartikel dat mogelijk vele
lezers te zwaar moet geschenen hebben. Ik
heb het niet alleen gelezen, ik heb
gevolgtrekkingen gemaakt waar jullie
niet hebben aan gedacht.

CONSTANT, ERNEST, VICOTR
(ad lib) Ik kijk er raar van op. Niet aan
gedacht. Waar wil je naartoe. Ga verder,
geleerde man. Wat is nu het gevaar, het
onheil. Het is gewoon een grap.


BORIS
Het is helaas geen grap. Ik leg het verder
uit. Een andere geleerde, Purple, stelt
zich de vraag hoe het mogelijk is dat
iemand zich niét zou interesseren voor de
oerknaltheorie, de big bang. Ik doe dat
wel. In mijn onbevangenheid, ik ben niet
wiskundig geschoold en heb maar een
oppervlakkige kennis van de
natuurwetenschappen, ben ik op de gedachte
gekomen dat het kleinste materiedeeltje
eigenlijk niet bestaat, of uitsluitend
bestaat uit ‘tijd’. Voor mij is een snaar,
of een kleiner bestanddeel van de snaar, of
een nog kleiner bestanddeel van het kleinere
bestanddeel van de snaar, tot er niets anders
meer kan overblijven 'tijd’. Tijd is een
vreemd gegeven als je het loskoppelt van het
polshorloge en Einstein was al tot de
bevinding gekomen dat in het heelal bij
hoge snelheden de tijd tot stilstand kan
komen. Tijd is altijd en eeuwig en bestaat
op zich, tijd is zoals de muziekleer
het ons duidelijk maakt, oneindig, ongeleed,
continu en homogeen, tijd is die
mysterieuze stroom, onafwendbaar reëel
en bij voortduring aanwezig. Het kleinste
stofdeeltje moet onvermijdelijk en
noodzakelijk samenvallen met het
stofdeeltje dat geen stof meer is,
tot in het oneindige kleiner dan de
snaar, die op zich eigenlijk al geen
stofdeeltje meer is, maar een trilling
die de snelheid van het licht haalt.
Dit laatste fundamenteelste deeltje,
het tijdsdeeltje dat niet echt meer bestaat,
zullen wij nooit kunnen aantonen of
opwekken, de krachtigste deeltjesversnellers
ten spijt. Professor Einstein toonde aan
dat materie in energie kan worden omgezet
en kondigde daarmee de atoombom aan. Maar
als materie in tijd zou worden omgezet, zitten
we bij de oerknal. Als dat kan zou de mens
over het vermogen beschikken zelf een
oerknal te veroorzaken. Zo simpel is dat
allemaal. Het is dus geen grap, het is
angstaanjagend.

Lange stilte. Constant, Ernest en Victor kijken elkaar  stilzwijgend aan.

BORIS 
In mijn eenvoudige denkwereld kan ik mij geen universum voorstellen zonder tijd die zich in alle richtingen uitstrekt, tijd is er altijd geweest en zal er altijd zijn, bijgevolg zullen zich altijd en overal oerknallen blijven voordoen, een tijdsdeeltje dat geen deeltje meer is maar dat een heel universum omvat zal altijd ergens een ander tijdsdeeltje ontmoeten en tot ontploffing komen, in het geheel van de tijd is een miljard jaar nog geen honderdduizendste van een seconde, dat is het wezen van de tijd. Er zijn zoveel universums als er tijdsdeeltjes zijn, dat is oneindig, dat is moeilijk door het verstand te vatten, zelfs ik begrijp het niet volledig. Mijn stelling zal nooit te bewijzen of te falsifiëren, zelfs niet door Karl Popper, maar dat is een filosoof, geen wetenschapper. Ik zet mijn theorie nog een stap verder. In de wereld, in alles wat er is, zijn er verschillende snelheden. De snelheid van de trein, de snelheid van het geluid, de snelheid van het licht. Maar wat met de snelheid van de tijd? Die moet verschillen van de snelheid van het licht en een botsing kan de oerknal veroorzaken. Maar was er al een lichtdeeltje voor de oerknal? Is de tijd trager dan het licht dan zullen we ooit het verleden kunnen achterhalen. Is de tijd sneller dan het licht, dan kunnen we de toekomst achterhalen want dan beleven we nu wat al is gebeurd.

De drie wijzen rimpelen hun voorhoofd.

ERNEST
Dat kan ik niet helemaal bevatten.

VICTOR
Ik moet afhaken, het is mij te ingewikkeld.

ERNEST
Wat deed je voor werk, heb je op het
atoomcentrum van Mol gewerkt en zat je daar
ook met problemen van die aard.

BORIS
Neen, ik werkte op het departement van
verkeer, was daar diensthoofd en dan is
alles gezegd. Ik heb veel tijd gehad om
nutteloze kennis op te doen.

De wonderlijk belezen Michiels deed ook zijn inbreng: “Miljarden mensen op deze wereld geloven dat een ‘geest’ alle stof en dus ook het menselijke verstand heeft geschapen. Dat is geloof, wat jij vertelt is een poging tot wetenschap. Je stelling zou de idealisten en de materialisten kunnen verzoenen. Het is een antwoord op de vraag eeuwen geleden naar voren geschoven door de filosoof Gottfried von Leibniz: ‘Waarom is er iets en niet niets?’ Daarbij moet je dat niets niet voorstellen als lege ruimte, maar als een echt niets: geen materie, geen energie, geen ruimte en geen ‘tijd’. Absoluut niets dus. Maar als jij stelt dat materie gelijkstaat met tijd, zonder er alsnog een formule voor te hebben omdat de wiskundige kennis je ontbreekt, dan moet het antwoord op Gottlieb’s vraag zijn: er is wel ‘tijd’, ‘tijd’ in de vorm van een oneindig klein, eigenlijk niet bestaand dingetje.

Boris Dicktus zweeg even, mogelijk had Michiels zich slimmer getoond dan hij had verwacht, of een even logische denker. Hij was blij dat iemand hem bijtrad, dat hij dicht bij de waarheid zat maar die nog niet in een wiskundige formule kon vastleggen. Hij zei nog: “De natuur houdt zich niet gelegen aan wiskundige formules of eender welke theorie. De geleerden mogen berekeningen maken zoveel ze willen om de natuur in een wiskundig model of een formule te dwingen, die blijven hooguit een benadering.” Hij vroeg gespannen: “Mijn theorie is dus niet belachelijk?”

“Neen gedomme, maar waarom zit jij je daar suf over te denken? Waarom vind jij dit allemaal zo belangrijk, je kunt er niets mee aanvangen, het is nutteloze kennis,” zei Goethals die altijd al zijn oergedachten meer had gericht op wezenlijke zaken zoals de plantengroei, nat en droog weer en een vrouwenlichaam van onder tot boven, van binnen en van buiten, vooral van buiten en van kortbij.

“Hola,” zei Bellekens, “waarom zou een mens geen nutteloze kennis mogen verwerven. Volgens wijsgeer lord Bertrand Russell is nutteloze wetenschap heilzamer dan wij vermoeden, hij was er voor te vinden. Ik zelf, die niet geteisterd word door arbeidsplicht, houd mij ook bezig met pseudo-wetenschap en pseudo-taalkunde. Waarom is er bijvoorbeeld onderzoek gedaan om uit te maken dat sommige talen maar een paar kleurwoorden beschikbaar hebben en andere een breed scala aan fijne nuances? Kleuren kunnen aangeduid worden door vergelijking, eik, koper, als een citroen, maar iedere taal kent ook een paar basistermen. Er is vastgesteld dat talen altijd een woord hebben voor zwart en wit. Is er alleen zwart en wit dan moeten alle andere kleuren door vergelijking of combinatie worden aangeduid. Als een taal drie basistermen bezit, dan zijn dat altijd woorden voor wit, zwart en rood. Nutteloze kennis maar verdomde interessant.”
 “Ziedaar,” zei de Mandarijn, “nutteloze kennis, bah, en die miljoenen sullen die elk weekeinde naar het voetbal gaan kijken en daar achteraf geleerd over doen, memmen over stilstaande fasen, boogballen, een-twee’s, box-to-one en dieptepassen, dat zijn nuttelozen die ernstig worden genomen voor niets.”
“Allemaal goed en wel,” zei Goethals, “met nutteloze kennis moet ik bij mijn schoonmoeder niet afkomen, het moet opbrengen. Ik zie mij haar verdorie al uitleggen dat zij bestaat uit atomen en moleculen en zij een gevolg is van de oerknal. Ze zou niets eens weten waar ik het over heb.”

De tussenkomst van Goethals, die helemaal niets er zake deed, beviel Dicktus niet en hij bleef eerst vergramd zwijgen, kennelijk wilde Victor hem belachelijk maken met wat onnozel gezeik over zijn schoonmama. Hij dronk zijn glas in een keer uit en liep naar buiten zonder nog een woord te spreken, hoogstwaarschijnlijk naar de volgende halte om daar zijn gram in bier te halen.

“Die heb je op zijn teen getrapt,” zei Michiels, “hij is ervan overtuigd dat je hem belachelijk hebt willen maken.”
“Niks van,” zei Goethals, “ik heb hem op de realiteit gedrukt. Bellekens met zijn kleurentheorie à la Goethe, dat heeft hem geraakt.”
“Ik heb hem alleen maar willen steunen, hem afhelpen van zijn verdwazing,” zei Bellekens. “Het is trouwens niet van Goethe.”
“Welke verdwazing,” zei Michiels, “zo ver zit hij er niet naast. Mogelijk wist hij niet van de onvoorstelbare leegte van het vacuüm van de luskwantumzwaartekracht: geen geluid, geen licht, geen materie, geen ruimte. Het enige sprankje hoop om aan de woestenij te ontkomen, wordt gevormd door de tijd.” Daar had niemand een antwoord op. “Ik zal jullie gerust stellen,” zei Michiels, “dat citaat is niet van mij.”

Met dwanggedachten bleef Boris nog wel zitten. Hij was kwaad weggelopen van de drie aan de geleerdentafel, maar na korte tijd was hij daar terug, eerst alleen aan zijn tafel, dan schoof hij weer aan bij het driemanschap, hij had opnieuw wat bedacht om zichzelf in de zorgen en de problemen te werken.

“Het leven is een kringloop zoals alles een kringloop is.” De uitspraak waar hij mee begon zou vanaf de kansel niet slecht hebben geklonken. “Een kringloop is het telkens opnieuw doorlopen van een reeks toestanden of stadia, synoniemen zijn cirkelgang en cyclus. Het is dus het zich bewegen in, het volgen van een kringloop.”

Hij zocht het soms wat ver. Hij bereed een nieuw stokpaardje, de kringlopen, een paar willen we hier ter illustratie opsommen: kringloop van het water, kringloop van afgedankte waren, de eeuwige cirkelgang tot de hongerdood van misleide blinde trekmieren zoals was aangetoond door een proef met een petrischaal, waarbij de arme diertjes op de reuk en de tast afgingen om het spoor van de ander tot de dood te volgen, de ovulatie in vrouwelijke organismen, de geschiedenis in het algemeen en die van de mensheid in het bijzondere, de melkweg ruimtelijk gezien, de cyclus oerknal-zwart gat-oerknal (onrustwekkend), de kringloop van de planeten in het zonnestelsel en de uiterst belangrijke kringloop van de maan om de aarde. Dat waren tastbare voorbeelden die we ons met enige inspanning voor de geest konden roepen. Hoorden daar nog bij een velodroom met renners, de baan rond een sportterrein of looppiste, kleinere voorbeelden waren de mixer en de passe-vite. Minder voor de hand liggend was de kringloop van de elektronen in de elektronenschil rond de atoomkern, die tot de allerkleinste cyclus diende gerekend. Duidelijk was dat hij veel van zijn geleerdheid uit dikke woordenboeken en wegwijzers door de moderne scheikunde had gehaald en haast dwangmatig uit zijn hoofd had geleerd.

Meer abstracte, wijsgerige voorbeelden waar hij mee uitpakte waren de duistere kringloop van het geld in oorlogstijd, die van de natuur, van de jaargetijden eigenlijk hetzelfde als de natuur en niet echt onzichtbaar. Liefde is als een kringloop van het leven, een golf van liefde verdringt een golf van lijden. Chemische kringlopen als de koolstofkringloop, de kooldioxidecyclus die nog niet helemaal was verklaard, vielen veel minder in het oog. Enige verbeelding of kennis van de scheikunde hadden zijn toehoorders, over het algemeen kroeglopers, kunnen helpen hem te begrijpen maar ze deden geen moeite om in te zien dat het hier ging om een belangrijke kringloop, die van de stadia van de omzetting van koolstof in suiker. Bij proeven bleek dat hij gelijk had, maar wat hielp ons dat vooruit? De stikstofkringloop waar, naar hij beweerde alle redelijke levende wezens van op de hoogte zouden moeten zijn, dat spraken wij niet tegen, zou ons echt moeten boeien. Het ging namelijk over biologie en evolutie, over een enkelvoudige cel die zich had ontwikkeld tot zoogdier, waarvan de mens het Opperwezen was, maar dat was een vooringenomen standpunt. Het zou een verplicht vak moeten zijn van in de basisschool tot aan de universiteit. Maar zo ver hebben ze het nog niet gekregen, de lobby van de bijbelvaste creationisten wringt tegen, die zien het anders of die zien helemaal niets. Dat laatste beweerde Boris niet, dat beschouwde hij als algemene kennis.

“Want,” zei Boris, “als iets misloopt in een kringloop volgt onvermijdelijk een ramp, of tenminste een ongeluk dat veel kwaad kan aanrichten en waar we allen de nadelige gevolgen van dragen. Denk aan de orkanen, de tornado’s, de taifoens en de tsoenami’s, allemaal storingen in de kringloop van de natuur. Om niet te spreken van de afvalkringloop, geraakt die verstoord dan liggen onze straten overmorgen tot de dakgoten opgevuld met afval, dan verdwijnen eerst de steden en dan de dorpen onder mestvaalten en storten, bronnen van besmettelijke ziektes die de mensheid zullen vierendelen, zoniet uitroeien. De oorzaak van dat alles is ontegensprekelijk de wetenschap, in het bijzonder fysica en chemie en de technische en industriële toepassing van die wetenschappelijke vondsten, met als verder gevolg overconsumptie. De wetenschap is in wezen de vijandige kringloop die wij te lijf moeten gaan om ons lijf te redden.” Dat laatste was een niet te best geformuleerde waarschuwing, met een wat ongelukkig binnenrijm.

Dat alles smeerde hij niet in een keer op onze boterham, hij sprak ook niet alle dagen. Hij nam zijn tijd, haalde een of twee voorbeelden aan en zweeg vervolgens om verder te lezen en de nieuwsgierigen onder ons hun nek te doen rekken. Maar de laatste weken werd hij actiever, in die zin dat hij bijna dagelijks over een of andere kringloop zijn visie begon te geven, interessant voor wie er belangstelling voor had en dat waren er meer dan men onder gewoon stamineevolk zou verwachten.

“Alles moet draaien zij hij, maar niet te snel, de snelheid moet in overeenstemming blijven met de aard van het systeem.” Filosofisch aangelegde toehoorders deden dat zij hem begrepen, de anderen dronken een slok van hun bier en sneden een meer als cafépraat geschikt onderwerp aan. Ze hadden hun twijfels dat Boris gek begon te worden, of dement, dat is tegenwoordig het gebruikelijke eufemisme voor zot.

Boris had gelezen dat ze er in de CERN (Centre Européen de Recherches Nucléaires), het Europees Centrum voor Kernonderzoek, in waren geslaagd een ‘kleine oerknal’ na te bootsen. Dat deden ze door in een deeltjesversneller loodionen (hier komt het) tegen een doelwit te laten knallen in de hoop de kleinste basisbestanddelen van de materie uit elkaar te halen, protonen en neutronen te splitsen in quarks en al wat daarnaast voor geheimzinnig onmeetbaar klein gespuis bestaat. Met dat experiment creëerden ze temperaturen 100.000 keer heter dan de kern van de zon en dichtheden twintig keer groter dan de nucleaire materie. Hierdoor deden ze de quarks en de krachtvelden even uit elkaar gaan en daardoor ontstond een toestand van materie die gedurende 15 miljard jaar, sinds de grote oerknal niet meer in het heelal was voorgekomen.

Wat hij vertelde was in wezen niet meer dan een proef die in de streek van Genève op onze kosten was gedaan, zonder veel meer praktische waarde dan uit te zoeken hoe de wereld in elkaar zit, maar voor Boris zat er veel meer achter, het bracht hem nogmaals in een toestand van doodsangst en depressie. Ziehier waarom. Een kleine oerknal, vreesde hij, en veel van zijn toehoorders voorlopig nog op caféniveau, begonnen zijn vrees te delen, is in staat de aarde uit haar baan om de zon te schieten en dan is het gedaan, dan stevenen wij ofwel af op de zon en vinden een verschrikkelijke dood in een vuurgloed, of we verwijderen ons van de zon en dan bevriezen we tot levende fossielen en dat is al even erg want het duurt veel langer tot we dood zijn.

Daar hield zijn profetie niet mee op. “Het einde van de wereld,” zei hij een paar dagen later doodsbang, “is niet meer in handen van God maar van de wereld van de wetenschap, met hun goddeloze cyclotron, synchrotron of synchrocyclotron, ze verzinnen maar namen voor de meest vervloekte kringloop, die met protonen de materie bombardeert die God geschapen heeft. Ze vallen de schepping aan van God zelf, de bouwstenen die hij heeft geschapen om alles te maken wat er in ons heelal is, staan ze op het punt te vernietigen.”

Boris doelde op de enorm krachtige deeltjesversneller, de Large Hadron Collider, waar door de door hem vermaledijde CERN aan werd gewerkt. Hiermee schoof hij de schuld voor het naderende einde van de wereld op de wetenschap en niet op God, die had geen mensenhulp nodig om te doen waar hij zin in had. De werking van die nieuwe enorme deeltjesversneller zou zelfs de deeltjes kleiner dan de snaren doen uiteenspatten, de tijd doen ontploffen, nu de kritieke lengte van het kapitalen verslindende duivelstuig was bereikt. Als de tijd ontploft, vergaat de wereld en is het voorbij met pinten drinken en kinderen verwekken, riep hij haast hysterisch, ten overstaan van nu wel dertig of veertig toehoorders die over zijn lering hadden gehoord en naar hem begonnen te luisteren; een extremistische partij begint altijd in het klein.

“We moeten er wat tegen doen,” tierde hij, “ofwel met een pak volk optrekken naar Zwitserland om ze daar te beletten hun duivels werk te doen, of massaal zelfmoord plegen.” Hij dacht aan zijn halve kilo cyaankali en wist blijkbaar niet dat zijn Virge het goedje had weggedaan.

Het was nooit tot ons doorgedrongen dat Boris Dicktus zo diepgelovig was. We waren niet zeker dat hij op zondag naar de mis ging omdat we zelf niet gingen. Michiels vroeg hem, of hij zo diep in God geloofde. Boris zei dat de boodschap van het evangelie al vroeger tot hem was doorgedrongen en nu in het aanschijn van het laatste oordeel wilde hij zijn kansen op eeuwige zaligheid niet vergooien, een beetje vroomheid zou ook Michiels niet schaden, vond hij.

Michiels begreep dat hij moest optreden om Boris te verlossen van zijn nieuwe obsessie die dramatische vormen begon aan te nemen en om te voorkomen dat hij een beweging tegen het wetenschappelijk denken op gang zou brengen, van dat soort waren er al genoeg, Bijbel- en Korangeleerden die de wetenschap een kwaad hart toedroegen en verkondigden dat alle heil zit opgeborgen in een ouwel of een bidmatje. Toegegeven, Dicktus met zijn roeispaangezicht was er de figuur niet naar, maar men weet nooit, Mussolini, Hitler en Degrelle waren ook belachelijke figuren, om alleen die te noemen. Enigszins verontrust besprak hij het geval Boris met zijn collega Koen Ceulemans die op De Auroor de wetenschappelijke rubriek redigeerde. Hij legde hem uit dat Boris van een waanzinnige tijdstheorie was bezeten, hij beweerde dat tijd en ruimte de kleinste stofdeeltjes waren die eigenlijk niet meer bestaan, waardoor alles verklaard wordt zelfs de antimaterie, hij geloofde erin als alleen gekken dat kunnen en tegen ieder die het horen wilde, en dat was een groeiend aantal, zei hij dat het supercyclotron die Europa in de omgeving van Genève bouwde krachtig genoeg was om de tijd aan scherven te schieten en zodoende een kleine of een grote oerknal te ontketenen, alle twee voldoende om de vernietiging van ons planetenstelsel te veroorzaken, tegen de wil van zijn God in.

Koen had aandachtig geluisterd, daar zat wat in en hij beloofde er mee naar professor Kop van de Universiteit te gaan. Dat deed hij en kort daarna verscheen een merkwaardig artikel in De Auroor. De professor had diep nagedacht over wat hij van Boris Dicktus via Koen Ceulemans en Constant Michiels te horen had gekregen en tegen hun verwachting in gewoon gezegd: als hij kon aantonen dat die tijdstheorie van mijnheer Dicktus niet zomaar te weerleggen was, hij de algemene relativiteitstheorie en de kwantummechanica met elkaar kon verzoenen, dan was de snarentheorie ook geldig en dan had hij de Nobelprijs binnen bereik. Wat betrof het beschieten van materie in een monsterachtige deeltjesversneller die tot het kleinste stofdeeltje, de tijd, zou doordringen, daar hoefden de mensen zich geen zorgen om te maken. Om dat te bereiken zou een synchrocyclotron zo groot als ons zonnestelsel nodig zijn en dat was niet realiseerbaar. De professor had er een voor de leek onbegrijpelijke wiskundige vergelijking aan vastgehaakt, gelijkend op die van professor Einstein, men weet wel, energie is gelijk aan dit gedeeld door dat.

Het artikel wekte nogal wat opschudding, natuurlijk ook in De Ark, een afspanning die gelukkig in het artikel niet werd vermeld, anders zou het geen leven meer geweest zijn door de grote toeloop van nieuwsgierigen, fanatici en gelukkig ook lachers. Boris las en herlas het stuk en was uiteindelijk gerustgesteld. “Zie je wel dat ik gelijk heb,” zei hij, “en dat ik met reden bang was voor groot onheil. Natuurlijk sta ik wiskundig niet sterk genoeg om te berekenen hoe groot die cyclotron had moeten zijn. Nu kan ik weer op mijn twee oren slapen.”

Maar dat kon hij nog niet, want geen maand later haalde hij zich een volgende dwanggedachte op het lijf. Altijd op zijn hoede voor de grote gevaren die de aarde bedreigden, was hij nu gestruikeld in een zwart gat. In ons melkwegstelsel was een zwart gat ontdekt. Het melkwegstelsel, dat was het stelsel binnen ons gezichtsveld, dat was gevaarlijk dicht in de buurt. Hij kreeg eerst de joolmakers tegen zich als hij sprak over een zwart gat in trechtervorm. Zo was Hellebeek, daar lachten ze met de ernstigste zaken, ook met de dood en met liefdesverdriet. Hij mocht van geluk spreken dat hij al de Mandarijn was gedoopt, anders kon hij zijn leven slijten met de naam Zwart Gat aan zijn gat. Maar het lachen bestierf op hun lippen als hij het bestaan van een tweede zwart gat aankondigde en verklaarde wat een zwart gat eigenlijk doet. Een zwart gat is een opperste concentratie van materie met zo grote zwaartekracht dat licht en andere materiedeeltjes in de grenszone van een zwart gat onweerstaanbaar en onvermijdelijk in de trechter worden opgeslorpt. Als de aarde in het aantrekkingsveld van een zwart gat terecht komt zou ze in een fractie van een seconde worden samengedrukt tot een bol ter grootte van een knikker, ja zelfs tot een stofdeeltje zo klein dat het niet te meten is, tot een miljoenste van een millimeter, m.a.w. een nanometer of nog kleiner. We zouden het waarschijnlijk niet gewaar worden, zo snel zou het gaan. Een onopgemerkte plotse versnelling van de aardbol tot de snelheid van het licht en hocus pocus foetsie, gedaan ermee. Germain de stoffeerder en Kozze de smid waren niet de enigen die zich minder op hun gemak begonnen te voelen.

In plaats van zoals gewoonlijk in een dwangneurose te komen nam Boris de dreiging van het zwarte gat gelaten op. Hij besefte dat er niets tegen te beginnen was, geen bond, geen manifestatie, geen kettingbrieven. Gebeden misschien, maar zwarte gaten waren ons lot, door God geschapen om ons te laten voelen hoe klein we zijn. Boris zou Boris niet zijn als hij er de volgende theorie niet bij had ontwikkeld. Er zullen steeds meer zwarte gaten worden ontdekt, tot het zover komt dat het ene zwarte gat het andere opslorpt, tot er nog een overblijft dat alle materie van het heelal opslorpt in een enkele oneindig kleine kern, tot de spanning van de aanwezige krachten zo groot wordt dat een oerknal volgt en alles van voren af aan opnieuw begint. De wetten van de thermodynamica zullen er met de hulp van God wel voor zorgen dat er opnieuw leven ontstaat en evolueert naar de mens als hoogtepunt die opnieuw God zal aanbidden. Zo is God, de enige die niet weet wat tijd eigenlijk is.

Dat was nog niet zo slecht beredeneerd voor een zelfgefokte geleerde, de echte professoren zouden wel zeggen dat hij onzin uitkraamde om achteraf met hetzelfde voor de dag te komen, in een wiskundig kleedje gestoken. Boris wist dat daar niets was tegen de te doen, als hij voor zichzelf maar gelijk kreeg.

Wat we bij dat alles met onze ogen toe zagen, was dat Boris harder begon te drinken. “Een voorafname op het deel van de Nobelprijs dat mij eerlijkheidshalve toekomt,” zei hij, als Goethals hem voorzichtig een opmerking maakte over zijn overdreven drankverbruik. Victor was niet voor niets een leidinggevende en vooral gewetensvolle figuur van de dienst voor maatschappelijk welzijn.

Maar nog was het niet gedaan met de fobies van Boris. Hij las veel en toevallig was hij op een boek gevallen dat een samenvatting gaf van het leven en de denkwijzen van de Duitse wijsgeer Gottfried von Leibniz. Daarin stootte hij op een alinea die hij niet volledig begreep, maar het kwam erop neer dat Leibniz had proberen te verklaren waar de planeten hun energie vandaan haalden om rond de zon te blijven draaien, want hij geloofde niet in een perpetuum mobile en de zwaartekracht volstond niet. Newton had gesuggereerd dat de kans bestond dat God uiteindelijk zou moeten ingrijpen om de planeten opnieuw in hun gewone baan te laten draaien. Volgens Leibniz impliceerde dit dat het uurwerk van de natuur onvermijdelijk tot stilstand zou komen tenzij God het van tijd tot tijd opwond zoals een klok moet worden opgewonden. God zou met andere woorden een toestand van entropie voorkomen, waarin alle energie gelijkelijk zou zijn verdeeld en waardoor er niets meer kon gebeuren. Het bezwaar van Leibniz was theologisch van aard, het was godslastering om te veronderstellen dat God zijn eigen schepping zou moeten corrigeren, maar anderzijds kwam de onderstelling dat de schepping zonder God zou kunnen functioneren neer op atheïsme. Met dat soort tegenstrijdige vragen zou Boris blijven zitten, zijn leven lang, maar de Grote Geesten lieten zich daar niet aan vangen.

Hoe onbegrijpelijk dit ook was voor een niet filosofisch en wetenschappelijk geschoold individu als Boris Dicktus en wij, de onnutten van Hellebeek, hij nam er genoegen mee, hij was er nu van overtuigd dat alles wat er bestond in handen was van God en tegen God was niets te beginnen, alleen maar dat te denken was godslastering. Hij had het niet kunnen laten er toch een bedenking bij te maken: kon de energie die het heelal vulde niet voortkomen uit de eeuwige val van alle hemellichamen, met andere woorden uit de eeuwigdurende zwaartekracht? Daar had hij nog geen oplossing voor bedacht die hem voldeed. Het is vastgesteld dat het heelal eindeloos expandeert, dus ook onze melkweg, ons zonnestelsel en aarde verwijderen zich tegen onmeetbare snelheid van elkaar. Dat is de eeuwigdurende val en eeuwigdurende zwaartekracht. Maar wat met de ruimtetuigen die om de aarde zweven en waarin de zwaartekracht is overwonnen? Ha, die zwaartekracht is tijdelijk overwonnen door de geweldige energie die er in de stuwraketten is gestopt, maar na verloop van tijd zullen die ruimtestations onomkeerbaar weer door de zwaartekracht van de aarde worden aangetrokken. Dat is gebleken

Daarna stopte hij onverwacht met het lezen van pseudo-wetenschappelijke artikelen in kranten, magazines en populariserende werken en las alleen nog tekenverhalen, met dien verstande dat hij alles vermeed wat met wetenschap te maken had, zoals sprietatomen, tijdmachines en supermannen uit de ruimte en was een gelukkig, rustig, bier drinkende man voor zo lang hij nog te leven had. En soms, als hij heel zat was, mompelde hij woorden die vaag deden vermoeden dat ook bij hem de twijfel aan een Opperwezen begon te vreten, want, zei hij, als een snaar het hele wezen is van wat er bestaat, is God ook een snaar, maar een snaar bestaat niet, dat is alleen maar een trilling van de tijd. Wat hij verder mompelde was alleen voor hem verstaanbaar: massa is gelijk aan energie is gelijk aan tijd, een vooralsnog niet erkende, zelfs niet bestaande formule, wees gewaarschuwd.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten